Het boek “
Oude wegen “ van Robert Macfarlane is door het kleurrijke taalgebruik en de
vele verhalen van de mensen die hij onderweg spreekt en mee optrekt, een genot
om te lezen. Het neemt je mee over de paden in Engeland en Schotland en al zijn
de plaats- en streeknamen lastig uit te spreken, al lezende vul ik daar
plaatsen in die ik ken en op de plekken lijken
in mijn eigen wandelgebieden. Een boek dat, net als het boek van Aritta Baaijes:
“ Zoektocht naar het paradijs”, op treffende wijze met woorden uitdrukking geeft
aan welk gevoel een bepaald landschap bij je oproept. Beide schrijvers omschrijven
dat door een pen te voeren die dat
vloeiend op papier weten te brengen.
Het woord : “Weerklankregel”, trok mijn aandacht en dat betekent zoveel als ; een bescheiden locatie waar we een weerklank vinden… Een bepaald punt in een landschap dat sterk overeenkomt met een punt in het hart. Zoiets sijpelt bij mij naar binnen en lees en herlees het nog eens. Weerklank,…ik stap op de fiets en ga de paden die ik toendertijd bijna elke ochtend in anderhalf uur lange wandelingen door de bossen liep. Nu ga met de fiets een gedeelte van die route langs, op zoek naar een bescheiden locatie om weerklank te zoeken...
Het woord : “Weerklankregel”, trok mijn aandacht en dat betekent zoveel als ; een bescheiden locatie waar we een weerklank vinden… Een bepaald punt in een landschap dat sterk overeenkomt met een punt in het hart. Zoiets sijpelt bij mij naar binnen en lees en herlees het nog eens. Weerklank,…ik stap op de fiets en ga de paden die ik toendertijd bijna elke ochtend in anderhalf uur lange wandelingen door de bossen liep. Nu ga met de fiets een gedeelte van die route langs, op zoek naar een bescheiden locatie om weerklank te zoeken...
In het bos
aan de rand van een vijfsprong staat een picknicktafel, sowieso vind ik een
vijfsprong al een aparte zeldzame plek en
hoewel de tafel geen goed uitzicht over de paden geeft, is het wel een plek om
even te gaan zitten en ik pak mijn schrijfblokje erbij om te gaan onderzoeken
of deze plek aan de weerklankregel voldoet. Het oude bankje dat even verderop
stond is vervallen en de brokstukken liggen op een hoop in de bosrand. Dit
nieuwe tafeltje met twee bankjes, één met en één zonder rugleuning staat als
een nieuw ornament dichter bij het pad. Het geeft, als ik op het bankje zonder rugleuning
zit, toch nog uitzicht op een lang pad en vanuit deze positie kijk ik ook uit op
de kaarsrechte stammen van de Douglas
door, waarachter de zon doorkomt. De nevel is niet dicht genoeg om er mooie
zonneharpen van te maken. Het zonlicht weerkaatst op een paar uitstekende
takken van de Beuk aan de rand van het pad en doet het blad zo oplichten dat
het lijkt dat het blad van zichzelf licht geeft. Een constant gebrom van
overvliegende hoge vliegtuigen in de lucht en het verkeersgeluid van de wegen
rondom, die, ook al zijn die op afzienlijke afstand van deze plek, toch invloed hebben in deze wat stillere
gebieden zouden moeten zijn. Een sirene van een ziekenauto galmt ver door en
laat weten dat het ergens niet in orde is en dat snel hulp moet worden geboden.
Het is allemaal ver weg en toch dringen die geluiden door tot in de kern van dit
bos, toch overstemmen ze niet de geluiden van de vogels, die zich rondom deze
tijd van het jaar beperken tot contactgeluiden, van Specht en Boomklevers, heel
af en toe voegt een Winterkoninkje een korte riedel toe en verderop koert een
duif, maar ik weet niet of het koeren onder het zingen valt. Een paar Boomklevertjes
zitten op de stam van een Berk achter elkaar aan en schelden elkaar uit. Een
hardloper met een knaloranje shirt aan loopt bijna ongemerkt achter me langs,
de Beukentak die boven mijn hoofd uitwaaiert vangt het zonlicht en doet het
blad lichtgroen opgloeien, terwijl de bladeren in de schaduw daardoor donkerder
lijken door het contrast.
Weerklank,
daar gaat het vanmorgen om. Hoewel ik niet helemaal gelukkig ben met de
plaatsing van het picknicktafeltje, ik zou het liever zo plaatsen dat het wat
ruimer uitzicht zou geven over de paden, maar de locatie onder de Beuken en
langs zo’n zeldzame wegkruising op een plek ,minstens in een straal van drie
kilometer van de bewoonde wereld, dat is wel plaats voor het woord weerklank. Er komt een Reegeit het
pad op en gelijktijdig komt met snelheid op een ander pad een Mountainbiker aan.
Het Ree gaat terug voordat de fietser dat pad inslaat en de fietser is zich waarschijnlijk
niet bewust dat daar op die plek net een Ree stond. Wat hebben die dieren toch
een angst voor ons ontwikkeld dat ze het liefst ongezien voor ons blijven en
die kunst blijkbaar goed verstaan. Aan de voet van een Berk gooit een Specht
blad en takjes hoog op, een tetterende alarmroep
van een Winterkoninkje verderop en zo vormt het geheel een plek zowel binnen
als buiten mij. Zo is dat, een bescheiden locatie waar ik even weerklank vond, een
punt in het landschap die sterk overeenkomt met een plek in mijn hart. Kostbare
momenten op een vroege donderdagochtend in het bos.
Op de terug weg raak ik in
gesprek met iemand die zijn hond uitlaat en hij vraagt zich af of ik wat gezien
heb. Niet op de manier die hij denkt, denk ik, maar dat hou ik maar voor mezelf.
Ik zat daar op dat bankje niet alleen van me af te kijken, maar naar wat ik
zag, bij mezelf naar binnen te brengen. Maar als dat nog zo pril is, moet je
daar misschien wat voorzichtig mee omgaan in je uitingen. De man ging links, ik
ging rechts en bij wijze van groet riep hij me nog na: Vervolg je weg in
blijdschap.