maandag 29 juli 2019

Weerklank


Het boek “ Oude wegen “ van Robert Macfarlane is door het kleurrijke taalgebruik en de vele verhalen van de mensen die hij onderweg spreekt en mee optrekt, een genot om te lezen. Het neemt je mee over de paden in Engeland en Schotland en al zijn de plaats- en streeknamen lastig uit te spreken, al lezende vul ik daar plaatsen in die ik ken en  op de plekken lijken in mijn eigen wandelgebieden. Een boek dat, net als het boek van Aritta Baaijes: “ Zoektocht naar het paradijs”, op treffende wijze met woorden uitdrukking geeft aan welk gevoel een bepaald landschap bij je oproept. Beide schrijvers omschrijven dat door een  pen te voeren die dat vloeiend op papier weten te brengen.
Het woord : “Weerklankregel”, trok mijn aandacht en dat betekent zoveel als ;  een bescheiden locatie waar we een weerklank vinden… Een bepaald punt in een landschap dat sterk overeenkomt met een punt in het hart. Zoiets sijpelt bij mij naar binnen en lees en herlees het nog eens. Weerklank,…ik stap op de fiets en ga de paden die ik toendertijd  bijna elke ochtend in anderhalf uur lange wandelingen door de bossen liep. Nu ga met de fiets een gedeelte van die route langs, op zoek naar  een bescheiden locatie om weerklank te zoeken...

In het bos aan de rand van een vijfsprong staat een picknicktafel, sowieso vind ik een vijfsprong al een aparte  zeldzame plek en hoewel de tafel geen goed uitzicht over de paden geeft, is het wel een plek om even te gaan zitten en ik pak mijn schrijfblokje erbij om te gaan onderzoeken of deze plek aan de weerklankregel voldoet. Het oude bankje dat even verderop stond is vervallen en de brokstukken liggen op een hoop in de bosrand. Dit nieuwe tafeltje met twee bankjes, één met en één zonder rugleuning staat als een nieuw ornament dichter bij het pad. Het geeft, als ik op het bankje zonder rugleuning zit, toch nog uitzicht op een lang pad en vanuit deze positie kijk ik ook uit op de  kaarsrechte stammen van de Douglas door, waarachter de zon doorkomt. De nevel is niet dicht genoeg om er mooie zonneharpen van te maken. Het zonlicht weerkaatst op een paar uitstekende takken van de Beuk aan de rand van het pad en doet het blad zo oplichten dat het lijkt dat het blad van zichzelf licht geeft. Een constant gebrom van overvliegende hoge vliegtuigen in de lucht en het verkeersgeluid van de wegen rondom, die, ook al zijn die op afzienlijke afstand van deze plek,  toch invloed hebben in deze wat stillere gebieden zouden moeten zijn. Een sirene van een ziekenauto galmt ver door en laat weten dat het ergens niet in orde is en dat snel hulp moet worden geboden. Het is allemaal ver weg en toch dringen die geluiden door tot in de kern van dit bos, toch overstemmen ze niet de geluiden van de vogels, die zich rondom deze tijd van het jaar beperken tot contactgeluiden, van Specht en Boomklevers, heel af en toe voegt een Winterkoninkje een korte riedel toe en verderop koert een duif, maar ik weet niet of het koeren onder het zingen valt. Een paar Boomklevertjes zitten op de stam van een Berk achter elkaar aan en schelden elkaar uit. Een hardloper met een knaloranje shirt aan loopt bijna ongemerkt achter me langs, de Beukentak die boven mijn hoofd uitwaaiert vangt het zonlicht en doet het blad lichtgroen opgloeien, terwijl de bladeren in de schaduw daardoor donkerder lijken door het contrast.

Weerklank, daar gaat het vanmorgen om. Hoewel ik niet helemaal gelukkig ben met de plaatsing van het picknicktafeltje, ik zou het liever zo plaatsen dat het wat ruimer uitzicht zou geven over de paden, maar de locatie onder de Beuken en langs zo’n zeldzame wegkruising op een plek ,minstens in een straal van drie kilometer van de bewoonde wereld, dat is wel plaats voor  het woord weerklank. Er komt een Reegeit het pad op en gelijktijdig komt met snelheid op een ander pad een Mountainbiker aan. Het Ree gaat terug voordat de fietser dat pad inslaat en de fietser is zich waarschijnlijk niet bewust dat daar op die plek net een Ree stond. Wat hebben die dieren toch een angst voor ons ontwikkeld dat ze het liefst ongezien voor ons blijven en die kunst blijkbaar goed verstaan. Aan de voet van een Berk gooit een Specht blad en takjes hoog op, een  tetterende alarmroep van een Winterkoninkje verderop en zo vormt het geheel een plek zowel binnen als buiten mij. Zo is dat, een bescheiden locatie waar ik even weerklank vond, een punt in het landschap die sterk overeenkomt met een plek in mijn hart. Kostbare momenten op een vroege donderdagochtend in het bos.

 Op de terug weg raak ik in gesprek met iemand die zijn hond uitlaat en hij vraagt zich af of ik wat gezien heb. Niet op de manier die hij denkt, denk ik, maar dat hou ik maar voor mezelf. Ik zat daar op dat bankje niet alleen van me af te kijken, maar naar wat ik zag, bij mezelf naar binnen te brengen. Maar als dat nog zo pril is, moet je daar misschien wat voorzichtig mee omgaan in je uitingen. De man ging links, ik ging rechts en bij wijze van groet riep hij me nog na: Vervolg je weg in blijdschap.


vrijdag 12 juli 2019

Afstanden


Na het eten hoef ik niet af te wassen, want ik heb gekookt. Ik hoorde in een interview waarin een vrouw zei, dat haar man de menig had, dat de plaats van de vrouw in de keuken was... met haar voeten op tafel en in haar hand een glas wijn, naar haar man te kijken die voor haar kookt en haar vraagt hoe haar dag geweest is. Mijn vrouw heeft ook zo’n man, die voor haar kookt en als ze thuis komt van haar werk een kop koffie klaar heeft staan en bij haar gaat zitten en haar vraagt hoe haar dag geweest is.

Na het eten ging ik met de honden de hei op. Het is mooi open helder weer en het waait een beetje, net genoeg om de bladeren van de Berken te doen ritselen en het Pijpenstrootje zachtjes te doen suizen.  Ik hou wel van die subtiele geluiden en kan er sinds kort ook een naam aan geven: Geofonie. Het geluid van de Aarde, dat wat de wind en het water veroorzaken, de donder in een onweersbui en het gebulder van de branding en dat soort dingen. De wind zwelt aan en zwakt weer af. De lucht is helderder dan anders. Ik draai me helemaal rond, om zo de hei in een panorama te bekijken en vind de bosrand opmerkzaam helder, zoals op een uitkijkpunt er dagen zijn dat je verder van je af kunt kijken dan andere dagen als nevel of ruis in de lucht het zicht wat vertroebelt. Nu lijkt het allemaal alsof je   door een schoon gelapt raam kijkt, wat een heldere aanblik geeft op de omgeving. Midden op de hei klap ik mijn driepootje even uit om er naar te kijken en naar de geofonie te luisteren. De hond komt tegen mij aanzitten en vraagt wat extra aandacht, ze leunt zo zwaar tegen me aan dat ze me bijna omduwt. Ik omhels met beide armen dat harige hondenlijf en we hebben zo even ons moment, een innig contact tussen mens en dier in een onuitgesproken verstandhouding. Ik heb wel woorden die ik tegen haar zeg en zij antwoord door met zachte ogen me aan te staren.

Verderop staat een bankje op de hei, waar ik ook even op wil zitten. In de strakblauwe lucht staat een halve Maan, waar een vliegtuig met een condesstreep achter zich aan, naar toe lijkt te vliegen. Ik richt de verrekijker op de Maan en wacht tot het vliegtuig het beeld in komt vliegen, om zo Maan en vliegtuig in één beeld te vatten. Met de kijker zie ik grove details van het maanoppervlak en verwonder me over die zee van hemelsblauwe leegte waar de Maan in lijkt te zweven als een ballon. De donkere krakers op de Maan hebben de kleur van de blauwe lucht, terwijl je weet dat het anders is, zie ik het wel zo, want in werkelijkheid vliegt het vliegtuig er op duizenden kilometers langs, die acht kilometer die mij van het vliegtuig daar hoog in de lucht scheiden, zijn er ook nog eens talloze tussen de Maan en het vliegtuig, terwijl ze voor het oog vlak langs elkaar komen. Het vliegtuig vliegt binnen de dampkring en de Maan woont in de pikzwarte ruimte. Net als de wolkenrij boven de bomen,  die lijken op de toppen van de bomen te rusten, die in werkelijkheid tientallen kilometers verder en honderd meter hoger liggen. De enorme hoeveelheden vocht in de vorm van waterdamp, werd eens in een wetenschappelijk TV programma omgerekend in het gewicht van olifanten. De presentator wees op een wolk en beweerde dat daar twee olifanten in zaten en die grote wolkenmassa verderop een hele kudde.

Als ik weer naar de Maan kijk en vanaf dat houten bankje op de hei de koude kale lege planeet bekijk, wat zou ik een heimwee hebben als het andersom was, om van het maanoppervlak uitzicht op de blauwe warme volle Aarde te hebben, die daar zweeft in die immense zwarte ruimte en zo veel meer uitnodigend is dan welke planeet in ons zonnestelsel. De ogenschijnlijke stilstaande objecten die toch met enorme snelheid door de ruimte reizen en elkaar toch niet kwijt raken, want ik zou de Maan toch ook niet willen missen. De wind ritselt door de bladeren en ruist door mijn haren. Ik ben thuis, thuis op deze plek op Aarde. Ik ben misschien wel een Huismus en ben zo graag thuis, maar daarom heet het ook zo en op de hele planeet die ik zo mooi vind, heb ik een paar plekken die mijn voorkeur hebben, zoals dit plekje op de hei.