donderdag 21 april 2022

In beeld brengen.

 De zonnige dagen van april lokken me wat vaker naar buiten. Boterhammen in een trommeltje, koekje voor de hond in een zakje, boek in de rugtas, kijker mee. Een zonnig plekje waar ik van de week al een paar keer eerder zat, heb ik nu weer uitgekozen, maar nu ook om te picknicken. Omdat in het felle licht het niet makkelijk lezen is op de IPad, heb ik nu een boek , jawel, een boek van A.B Wigman bij mij. Het boek “In het bos en veld “ – ontdekkingen in het Veluws landschap, als ondertitel. Een boek uit 1957. Het is rond twaalf uur dat ik daar mijn boterham bakje open en Lisa haar koekje geef. Een grote beuk als rugsteun en het gras als kussen om te zitten. De kijker paraat naast me en het boek sla ik open op het eerste hoofdstuk. Ik ben er klaar voor. Een paar bladzijde lezen, de boterhammen eten, de bewegingen om me heen volgen, die er niet zo veel zijn en de geluiden om me heen te duiden. De Boomklever die verderop roept, de Vlaamse Gaai die krijst, de spechten her en der, de mezen en de Boomkruiper, ze maken geluiden die te herkennen zijn , maar ik zie er geen van allen. 

Ik lees over de Veluwse boerderijtjes, waar de schrijver de rommel omschrijft, die ik voor mezelf vaak afdoe als een gribus. Maar het verhaal had er een andere kijk op en dat die omgevallen kruiwagen die daar bij de mesthoop ligt een verhaal verteld, de boer die ermee bezig was, kwam plots op een andere gedachte en ging daarmee bezig en heeft niet meer aan de kruiwagen gedacht om die in de schuur te zetten. Het schuurtje waar ooit eens kippen in hebben gezeten is vervallen geraakt en wordt overschaduwt door een vlierstruik. Het raam is stuk en achter het schuurtje is een braam gaan woekeren, tussen de opgestapelde stenen en verweerde planken die daar liggen opgeslagen. Door het gat in het raam vliegt een merel naar binnen die daar haar nest heeft gemaakt, tussen de troep en de bramen achter het schuurtje woont al sinds een poosje een Winterkoninkje en Wespen hebben van het verweerde hout stukje afgeschraapt waar mee ze hun nest bouwen, muizen hebben in de leghokken in het strooisel een holletje gemaakt en brengen daar hun kleintjes groot. Op de bloesem van de bloeiende vlier komen hommels en bijen op af en straks als er bessen aan zitten, weten de vogels die weer te vinden. Zo heeft de eerste bladzijde die ik lees in een heel andere entourage, me door de ogen van de schrijver naar het rommelige om een boeren bedoelinkje laten zien en me een les gegeven om er anders naar te kijken. Daarom lees ik zo graag boeken, als ze me wat te leren hebben, of zoals nu, mijn blik kunnen bijstellen.  Een koolmees strijkt neer op een overhangende tak en door de kijker zie ik hoe hij met zijn dikke stropdas om, vast een mannetje moet zijn, hij vliegt naar een andere tak verderop en ik kan hem volgen, een andere mees vliegt langs en hij volgt dat vogeltje en verdwijnt zo uit beeld. Vaak kijk ik naar een vogel om vast te stellen wat voor een vogel het is, maar nu het een poosje in beeld te houden en ook zo dat dier zijn eigen verhaal te laten vertellen. Wat ik uiteraard moet verzinnen, want ik weet niet wat hij denkt, maar ik zie het hem wel doen, als hij met zijn kraaloogjes om hem heen kijkt en dan naar die andere tak vliegt, wat hij toch bedacht moet hebben om dat te doen. Geen verheven gedachten, zul je zeggen, maar zo kijkend naar een ander schepseltje, met mijn eigen gedachten erbij, is dat toch een klein verhaaltje, dat het moment in de zon tegen een boom zittend, met een boek open en een inmiddels leeg boterhammenbakje, dat is dan ook weer een verhaaltje op zich. Zie je me zitten ? Dan heeft dit verhaaltje gewerkt. 

zaterdag 16 april 2022

Ereplaats

Tussen de kale takken waar een winterlang de elementen vrij spel tussen hadden en waar zelfs deze winter aan het eind van dat seizoen een dun laagje sneeuw op lag, vullen zich nu de ruimtes tussen de takken met het fijnste groen waarmee een boom weer aangeeft dat ze leeft, het lentegroen. Was een seizoen lang de bosrand langs de hei een eenkleurige grauwe wand, met de uitstekende toppen van de Douglassen die de horizon een kartelvorm gaf als was het een enorm zaagblad, het grauw van de bosrand waar de berkenstammen als met krijt en houtskool er tegen aan getekend stonden, weeft nu het fijnste groen tussen die coulissen en wist het grauwe van de winter uit. De krentenbomen staan al volop in de bloesem. De Fitis en de Roodborsttapuit hebben hun plek weer gevonden, het wachten is nu op de Boompieper en de Grasmus. Vanmorgen zag ik, ja wel, in een bramenstruik, de Braamsluiper weer, die zijn plek aanwees door regelmatig zijn eenvoudig liedje te laten horen. Het is nu wachten op de rest die van ver komen om hier de zomer door te brengen, zoals de Boerenzwaluw, de Bonte vliegenvanger en de Koekoek. Ik verheug me op de Gierzwaluwen, de verborgen plek die de Gekraagde Roodstaart weer gaat innemen en deze weer te vinden. Van de negen eendenkuikens die het overleefd hebben, het waren er twaalf, maar een in koude nacht hebben drie kuikens het niet gered. Ze zijn nu een week  en al  behoorlijk gegroeid, en in de tuin tussen de potten met gele narcissen hun eerste levensdagen mogen vieren onder het waakzame oog van moeder eend. Over een paar weken ga ik ze vangen en breng ik moeder en kuikens naar hun echte grote wereld in de polder. Maar hun kwetsbare eerste weken mogen ze hier blijven en zie ik er op toe dat ze voer in hun schaal hebben. Ondertussen weten ze ook hoe ze de muggetjes die boven de vijver dwarrelen, moeten vangen en regelmatig duiken ze ook onder, of ze dat louter uit plezier doen, of dat daar ook wat te halen valt, weet ik niet, waarschijnlijk beide.

Het is rond kwart voor zes, buiten is het nog donker, als de Merel buiten begint te zingen.  Het moment dat ik graag buiten zou willen zijn, om in het donker en overal de zang van de Merel om me heen, samen met deze vogel het licht van deze nieuwe dag tegemoet te gaan. Een lente- en zomer ritueel dat ik al jaren zo doe. Het moet ergens beginnen en daarom ben ik er vandaag weer mee begonnen. De Maan hangt nog net boven de horizon en zal vanavond weer vol opkomen, de paasmaan, het eerste weekend na een volle maan na de lente. Zo wordt Pasen elk jaar vastgesteld en dat is dit jaar dit weekend.  De merels zingen volop als we buiten lopen. Ik ga naar het eikenhakhoutbos, dat afgelopen winter helemaal als een kaalslag is gekapt. Uit de stobben zullen weer nieuwe scheuten groeien en over een paar jaar is het weer dichtgegroeid. Voor nu geeft het een open plek in het bos en ik heb daar een vaste plek op een stronk waar ik even ga zitten. Voor deze plek heb ik het boek  “ De levende berg “ bij me en dagelijks lees ik er een bladzijde uit. Dit boek wil ik herlezen, omdat het zo’n mooi boek was en het op een mooie plek nog eens te lezen, elke keer een paar bladzijde, met nu, op de achtergrond de galmende zang van de Zanglijster. De schrijfster schrijft over de Schotse Hooglanden en haar belevenissen in de bergen, wat qua landschap verschillend is dan wat ik hier om me heen beleef, maar in intentie wel met elkaar overeenkomt.  Het Winterkoninkje dat ik voor mezelf een nieuwe naam heb gegeven en die door mij het Paternosterbolletje genoemd wordt, zingt zijn korte liedje keer op keer en achter elkaar, soms wel 3-5 keer in een minuut. Niet dat ik hem te zien krijg, maar hij zit daar in een opschepperige houding, staartje omhoog en het hele lijfje vibreert mee met zijn liedje. Ik las wat Jac P Thijssen zei over waarom vogels zingen. “Ik weet het niet,” zei hij,” maar dit weet ik wel; ze kunnen het niet laten. “ en dit vogeltje barst van levenslust en laat het je weten ook. Hij moet zich ergens tussen die stapel takken ophouden, maar hij blijft verscholen daartussen, ongezien, maar overduidelijk gehoord. Zo de dag te beginnen, zittend op een stronk, het boek is weer dichtgeslagen en er dan gek van opkijken als er dan twee ganzen vlak over de boomtoppen overkomen, een specht die over de kaalslag oversteekt, het gepiegel van de Goudhaantjes hoog tussen de takken van de Douglas, de mezen en de Boomklever, de lach van de Groene Specht, allemaal geluiden. Om zo de sluier van de dag open te schuiven, een verstild moment vol geluiden, alleen met de hond in het bos. Thuis wacht me nog een moment, het boek van Wigman “Bruine verten en Blinkend zand” een uitgave uit 1932,   dat ik de afgelopen weken gelezen heb en een half notitie blok met aantekeningen eruit gemaakt heb, is bijna uit. Het laatste hoofdstuk heb ik bewaard voor vanmorgen, alsof je draalt en nog geen afscheid wil nemen, sla ik het boek dan toch open en lees het uit. Ik had het in 1996 voor het eerst gelezen en nu afgelopen weken het weer gelezen. Dit boek heeft een ereplaats in mijn boekenkast en wie weet lees ik het nog eens. 


zaterdag 9 april 2022

Eenden kuikens

 

De wind buldert door de takken van de Beuken, een mooi geluid en sfeer vol, het lijkt wel herfst. Dikke plassen op de paden en aan alle takken hangen dikke tranen die naar beneden splesten op de bladbodem, afketsen op de takken en kringels maken in de plassen. Maar het is Lente, waar een zonnige sfeer, met lichtbanen door het bos en hier en daar ontluikend groen nu meer op zijn plek zou zijn.  Ik hoopte dat de eend nog zijn kuikens in het ei zou kunnen houden, want dit onstuimige weer is geen welkom voor dat nieuwe leven. Moeder eend is goed in staat om ze warm te houden en heeft de afgelopen drie weken haar toewijding daarin getoond. Het zal nu wel gebeuren, maar laten ze nog even wachten tot beter weer. Gisteren, de wind trok nog hard aan de bomen, en af en toe kletterde er een felle bui neer, tussen de buien door, toen de zon even polshoogte kwam nemen, kwamen de eendjes met moeder voor de eerste keer uit het nest. Elf of twaalf kleine dons bolletjes dicht in de buurt van de eend blijvend waagde hun eerste sprong in de vijver. Ze zijn moeilijk te tellen want ze blijven dicht bij elkaar en tegen de flank van hun moeder. De weersverwachtingen zijn gunstig voor de komende dagen en dat is een hele geruststelling. De kuikens kunnen zich niet warm houden en moeten regelmatig even onder de vleugels van moeder bij warmen. In de beschutting van onze tuin kunnen ze nu opgroeien en over een week of drie gaan ze weer naar de polder. Zo hebben we het voorgaande jaren gedaan en zo is ook nu weer het plan. Maar nu eerst van dat kleine spul genieten, speciaal voer gekocht en nu ook op letten dat de kat uit de tuin blijft. Samen met de eend letten we goed op. Langs de rand van de vijver op verschillende plekken opstapjes gemaakt zodat de kuikens in en uit de vijver kunnen, alles is weer zo goed mogelijk geregeld. We gaan het avontuur weer aan.

Deze week heeft ook in het teken gestaan van een grote schoonmaak. Er wordt zo door de jaren heen heel wat spul verzamelt dat voor een deel naar de zolder verdwijnt, om daar vergeten te worden, of als er iets gezocht moet worden, herontdekt kan worden. Maar er wordt zoveel zonder reden bewaard en waar, toen niet, nu niet en waarschijnlijk in de toekomst niets mee gedaan wordt. Een schoenendoos vol met foto’, waarvan de meeste niet om aan te zien zijn, kan er een foto tussen zitten die het hele verleden naar nu brengt. Het is een foto van een besneeuwd bospad en helemaal in het hoekje van de foto zit Kiko, mijn oude Border Collie. Eerst dacht ik een besneeuwd plaatje waar ik er elk jaar wel een paar van maakte, maar het veranderde toen ik de hond in de hoek van de foto gewaar werd. Het ontroerde me mijn oude trouwe hond daar te zien zitten, vastgelegd in dat moment op die foto, om jaren na uit beeld geweest te zijn, nu me gevoelig raakt. Ik bleef kijken naar Kiko en zag hoe ze haar oren hield, één naar opzij en de andere afhangend. Wat hield ik van dat dier. Nu ligt Lisa aan mijn voeten en kijkt naar me op en toen ik in die bruine ogen keek van Lisa, zag ik even in een glimp de ogen van Kiko fonkelen en realiseerde me dat ik nu zoveel om Lisa geef, omdat Kiko me dat geleerd heeft, door haar kan ik nu meer van Lisa houden.