donderdag 26 mei 2022

Glijvlucht

 

Als er geen vermaak voor je verzonnen is zoals pretparken met gillende achtbanen en ronddraaiend vertier, dan moet je het zelf maar maken. Iets waar de Buizerd goed in geslaagd lijkt te zijn. Deze grote roofvogel cirkelt zonder veel met zijn vleugels te slaan, rondje na rondje, steeds hoger en hoger op een thermiek. Om zich dan op grote hoogte er weer uit los te maken, om dan in een glijvlucht naar beneden te komen, tot hij weer een thermiek voelt en zich weer rondgaande laat opstijgen. Jaloers makend volg ik de Buizerd daar in de lucht. Vanmorgen, Hemelvaartsdag, staat er een behoorlijke bries en nu speelt de vogel daarmee. Het lukt hem af en toe als hij goed op de wind staat, helemaal stil te hangen in de lucht, zoals een Torenvalk dat ook kan, maar dan met bijna geen vleugelslag. 

Met gestrekte vleugels zie ik hem daar hoog in de lucht, maar nu wordt hij vergezeld door een Kraai. Waarschijnlijk net zo jaloers op dat kunnen als ik, en dat is misschien de rede dat hij de Buizerd aan het pesten is, door vlak voor hem, langs hem en onder door te vliegen. Zo’n wappie die telkens voor een politicus gaat staan om hen de pas af te snijden. De buizend reageert door zijn vleugel in te trekken en het lager op te zoeken, waar hij direct weer door de Kraai gevolg wordt. Dat treiteren houdt een poosje aan, maar dan geeft de Kraai het op. Het luchtruim is weer voor de Buizerd en alsof er niets is gebeurt, vliegt hij op een ogenschijnlijk gemak zijn rondjes. Een lust om naar te kijken en inspirerend in de eenvoud ervan. Kost niets en maakt geen lawaai.

  

dinsdag 24 mei 2022

Wentelteefje

 

Een poes stak het pad over toen de hond en ik de hei opliepen. De hond had hem niet gezien en liep achter me te snuffelen, maar toen we op de plek kwamen waar de poes was overgestoken, ging zijn staart omhoog, neus op de grond en hij volgde het geurspoor waar de poes gelopen had die nu op een veilige afstand de hond in de gaten hield. De hond wist wat er gaande was, wat zijn neus zichtbaar maakte, maar met een ander orgaan dan het oog, de neus verteld het verhaal. Zoals de oren bij de vleermuis dat doen met de echolocatie en daarmee een beeld in dat kleine koppetje van de vleermuis maakt waarmee hij de wereld ziet met zijn oren. Zoals die hoorapparaten reclame het zo mooi verwoord in de leus; horen zoals je nog nooit hebt gezien.

Zo hebben wij de mogelijkheid om ons iets te verbeelden, iets te zien wat er niet is, maar door een mentaal beeld te vormen; het voor de geest te halen. Dagdromen of als je in bed ligt te dromen verhalen meemaakt zonder te bewegen, maar blijkbaar op een ander niveau, want bij het wakker worden verdampen de meeste dromen, tenzij  jezelf snel het verhaal verteld om je droom naar het wakende niveau te brengen. Verbeelding en inspiratie liggen dicht bij elkaar en ook dat laatste moet direct worden aangepakt, anders valt het weer weg in de vergetelheid. Het is als het gist in het brooddeeg, het moet gekneed worden, rijssen, nog eens kneden, nog een keer rijssen voor het in de oven gebakken kan worden. Dat doe ik de laatste tijd op zondag, een vers eigengebakken brood bakken. Lekkere  geur van vers gebakken brood in huis en wat is nou lekkerder dan iets wat je zelf gemaakt hebt.  Zo’n brood gaat twee dagen mee, maar de derde dag,... ik vind dat brood niet oud moet zijn, maar weggooien is geen optie. Wat is het dan lekker om er wentelteefjes van te bakken. Met lekker veel suiker en kaneel. Daar gaan dan de goede gezondheidsbedoelingen en gaat de suikerpot open die vaak gesloten blijft. Maar wel lekker.

  


maandag 23 mei 2022

De lente op dreef

De Brem is uitgebloeid, de gele bloempjes die deze struik een dikke twee weken hebben gesierd, als ware het vlammetjes van honderden kaarsjes op een altaar waar gelovigen een kaarsje branden; ieder vlammetje een gebed. Op de plek waar het bloemetje zat heeft zich nu een peultje gevormd, met een zilverkleurige beharing erop. In dat peultje rijpen de zaden en de struik hangt er net zo veel vol mee als er bloemetjes aan bloeide. Het vindt haast ongemerkt plaats en de ene gebeurtenis volgt op de andere, dat het je bijna zal zijn ontgaan als je er niet even bij stilstaat. Veel vindt er plaats onder onze neuzen en toch zien we er weinig van. Als zo’n struik volop staat te bloeien met zijn gele bloempjes, dat valt op, maar valt dat weg dan gaat het bijna ongemerkt. Tenzij je de aandacht kunt opbrengen die Jac. P. Thijsse kon opbrengen om lange tijd bij een plant te gaan zitten kijken wat er allemaal gebeurde met en rondom een plant, welke insecten erop af kwamen en zelfs stadia van hun groei kon observeren. Ik neem het me vaak voor, maar tot nu toe heb ik het nog niet zo uitgebreid gedaan. 

Alles zit nu volop in blad en het frisse lentegroen is ook weer bijgekleurd tot een dieper groen. De stuifmeelkaarsen van de den zijn ook alweer leeg gewaaid en dat gaf dat er grote wolken geel stuifmeel rond geblazen werd, dat de auto er onder zat en een wasbeurt nodig had. Alles in een rijke overvloed en met zo’n levenskracht voortgestuwd, dat elke korrel stuifmeel op de goede plek komt een levensverwekker is en de boom straks weer vol met dennenappels hangt. Het gras pluimt overal en doet hetzelfde en zo vult de atmosfeer zich met stuifmeel en elke korrel moet maar op goed geluk zijn bestemming vinden. Dat het meeste ernaast valt zag ik op het dak van de auto en aan de randen van de regenplassen die een geel randje hebben. Dat alles heeft onze bemoeienis niet nodig, sterker, tenzij je last van hooikoorts hebt, zal het je misschien wel ontgaan. 

  

zaterdag 21 mei 2022

Nachtzwaluw

 

Om half elf nog een keer met de hond naar buiten, een frisse neus voor mij en een plas van de hond. Als ik dan de donkere vlakte van de hei op kijk omzoomd met het pikzwarte silhouet van het massief van de bosrand, nodigt het niet uit om het donker in te lopen. Af en toe roept de Bosuil vanuit de bosrand, verder is het stil, als je de menselijke geluiden uitsluit, want we maken toch een bak herrie de hele dag en nacht. Regelmatig rijdt een hulpdienst met sirenes over de verbindingsweg, zware motoren dreunen hun motorgeluid de atmosfeer is, een voorbijgaande trein, vliegtuigen in de lucht, een knetterende brommer,…het is nooit stil lijkt het.

 Dan toch, als ik de donkere hei opkijk en mijn oog laat gaan langs de donkere bosrand komen daar geen geluiden vandaan, daar heerst diepe rust, maar het komt niet vredig over eerder bedreigend. Het nodigt niet uit om daar te gaan lopen in het donker, hoewel ik het me telkens wel voorneem om een nachtwandeling in het bos te maken, stel ik het uit. De keren dat ik in het bos in de nacht was, was toen er sneeuw lag, of bij heldere volle maan. Het donker is de dekmantel voor, wat mijn geliefde schrijver* over de Veluwse bossen noemt, het oord waar “de verbeelding loerende monsters ziet, met uitgedoofde ogen, kwade geesten met boze bedoelingen, sombere gestalten in haveloze kleding,..” en ja, dat houdt mij misschien ook uit het donkere bos. Waar ik overdag moeiteloos over de paden wandel, zie ik in het duister een gestalte, het lijkt of ik bekeken wordt, de gestalte vervormd zich al snel tot een struik waar ik al zo vaak langsgelopen ben in daglicht en die nu opeens een dreiging door zijn duistere contouren overbrengt. Het geritsel komt me over als een sluipend onraad en een plotseling geluid van een vallende tak doet met kippenvel op mijn arm krijgen. Dat ik deze gevoelens heb, ben ik niet alleen in, want er zijn er maar weinig die het duister opzoeken, hooguit zij die ook niet met goede bedoelingen bezig zijn. Het dievenpad gaat ook langs donkere paden. 

Zo dwalen de schimmen door ons hoofd en houdt ons op de meest veilige plek. Tenzij er een goede aanleiding is, en die was er van de week. Toen ik daar op de grens van het duister stond en de hond uitliet, hoorde ik op de hei in de verte het geluid van een Nachtzwaluw. Het monotone geratel dat deze vogel bij herhaling laat horen is hier door mij niet eerder gehoord. Hond naar binnen gebracht en op de fiets de hei op. Trotserend alle angsten, angst is het dieet waarop demonen leven. Ik besloot ze op dat moment geen voedsel te geven, voor het belang dichter  bij de Nachtzwaluw te komen, om het geluid dat hij maakt beter te kunnen beluisteren. Met mijn handen maakte ik kommetjes achter mijn oren en dat hielp om het geluid nog beter te horen en te bepalen waar hij zich bevond. Ik hoopte op het silhouet van de rondvliegende vogel als bonus ook nog te zien. Ik hoorde geknars van voetstappen op het leempad, maar zag niemand, zou het dan toch… , even later doemde er een man met een hond uit het donker voor me op en die schrok misschien net zo van mij als ik van hem. Ik groette hem en we raakte wat aan de praat over de Nachtzwaluw, die hij ook herkend had. De Nachtzwaluw liet zich meerde keren horen, maar ik heb zijn rondvlucht, die ook zo typisch is voor deze vogel, waarbij hij soms met zijn vleugeltoppen een soort zweepslag geeft, dat heb ik gemist die avond. Daar moet ik dan nog maar eens een keer de hei voor op. Maar vanavond moet ik het met het geluid en de wetenschap doen, dat er op onze hei een Nachtzwaluw woont.

*Uiteraard is die Veluwse schrijver: A.B. Wigman.

  

zondag 15 mei 2022

Gierzwaluwen

Zoveel kom ik niet in de stad, hooguit naar de kledingwinkel als er weer een nieuwe broek of trui nodig is. Maar dit keer zijn het een paar broeken voor mijn vrouw en ik blijf, ook omdat het lekker zonnig weer is, buiten voor de winkel op een bankje zitten. De Gierzwaluwen houden wel van de stad en zwieren en gieren boven de winkelstraat. Het zijn er misschien wel vijfentwintig- dertig die daar rondgaan. Soms zo laag en luidruchtig vliegt er een groepje van zes Gierzwaluwen, tot op acht meter over de straat. Hoorbaar en zichtbaar en toen ik de bewegingen van de vogels zo bekeek merkte ik iets merkwaardigs. Het leek er zo ogenschijnlijk op dat ik misschien de enige was die die vogels opmerkte en ik besloot eens op te letten of er iemand van de voorbijgangers die door de winkelstraat wandelde, de vogels zou opmerken. Aan de vogels lag het niet die waren nadrukkelijk aanwezig.

 De tijd dat ik daar zat en nu mijn aandacht op de voorbijgangers had en ik me had voorgenomen degene die naar de vogels keek aan te gaan spreken. Ondertussen lette ik op mijn medemens die gehaast of verdiept in zijn telefoon langsliep en zich niet bewust was van de vogels die een paar meter boven hun hoofden vlogen. Er was in dat kwartier dat ik daar zat, niemand die naar boven keek en ook maar een (ogen) blik aan die vogels gaf. Niemand. Ik had niet verwacht dat iedereen met open mond en wijzend in de lucht, springend van enthousiasme, de vogels zou nawijzen, maar van de honderd, of misschien wel meer mensen die langsliepen, was er op dat moment geen één die de vogels opmerkte. Bijna geen één? ...ondertussen waren de broeken gevonden en kwam mijn vrouw naar buiten en liep naar me toe. Ze keek naar boven en zei: Gierzwaluwen,...  en toen wist ik het weer.

 

dinsdag 10 mei 2022

In geuren en ….

 

De toegangsweg naar het Landgoed Leuvenum, loopt door een weidegebied, niet erg groot, maar stemmig door de bosschages die de weilanden van elkaar scheiden. Het pad loopt verderop over in het bos. Een pad die ik vele keren afgegaan ben, of naar het landgoed ging of er van terug kwam, maar ik kwam er vaak.  Wekelijks en soms meerder keren per week en in alle seizoenen. De ontmoetingen met dieren hebben elk een plek, letterlijk een plek, in mijn herinnering en juist als ik op die plekken kom, komen de herinneringen op. De Das die in het weiland, niet ver van de weg in de regen met natte vacht naar wormen zocht tussen het gras. Als ik mijn blik naar achter in het weiland richt zie ik de Edelherten van toen weer staan, de Reeën die gespannen me nastaarde als ik met mijn fiets langskwam en als ik maar doorreed ze het erop waagde te blijven waar ze waren en me langslieten. Ik zag ze allemaal weer even als oude bekende in mijn herinnering oppoppen. Ik zie mezelf met die oude legerjas aan, verrekijker om, rugtas met koffie en boterhammen voor straks. 

Elke keer maar weer dezelfde gebieden op te zoeken en zo het me toe te eigenen, niet als bezit, want het landgoed behoorde aan de Freules die in het Landhuis verderop woonde. Ook deze zijn een herinnering en ik geloof dat het landgoed nu is ondergebracht in een stichting. Maar toentertijd moest ik me melden bij het landhuis om een toegangsjaarkaart voor het gebied te halen, maar dat is ook al weer gedaan en het gebied is nu vrij toegankelijk en waar ze je niet willen hebben, staan daarvoor de nodige bordjes om of te melden dat het een rustgebied is of dat het pad verboden toegang is. Maar toen ik daar op een zondag weer eens fietste kwam een gevoel van weemoed bij me op en ik vroeg me af of ik toen wel genoeg beseft heb wat voor een bijzondere tijd en plek dat was ( en nog is ) en of ik me toen het wel genoeg tot me heb laten doordringen wat een mooie tijd ik daar beleefde. De laatste jaren kom ik er nog zelden en het voelt of ik ontrouw aan het verleden ben, door er niet zo in die regelmaat van toen te komen. Dit, bijna zelfverwijt, kreeg direct een antwoord, want als ik het me toen niet genoeg beseft zou hebben en het niet genoeg tot me had laten doordringen hoe bijzonder en eigen die plaats wel voor me was, dan zou ik het me nu waarschijnlijk niet meer herinneren. En dat dat toch het geval is, besef ik me nu ook welke waardevolle schatten er allemaal in mijn geestelijke bagage zitten en die ik, door naar zo’n plek terug te gaan, de plekken  nodig heb, om het aan te zetten en dan  zomaar weer voor mijn geestesoog te zien te krijgen.

 Het kan zomaar zijn dat als je een gebouw inloopt en een geur waarneemt, die je direct doet denken aan het rusthuis van mijn opa en oma, een geur die ik ooit rook, misschien wel 50 jaar geleden, en niet alleen de geur weet te plaatsen, maar ook de naam van het rusthuis in Bierum: “Lunaborg”. Als je me zo voor de vuist weg zou vragen, hoe het rusthuis van mijn opa en oma heette, dan zou ik erover moeten nadenken, maar in combinatie met een geur in een gebouw, herinner ik me de geur en de naam van het gebouw van toen, vlekkeloos.

 

 

  

zaterdag 7 mei 2022

Uitslover

 

Het eenden gezin dat in onze tuin hun levenslicht zag, is op Koningsdag na een paar pogingen uiteindelijk gevangen en in een ruime doos vervoerd naar de polder. Wat moet dat een openbaring zijn geweest voor de kuikens toen ze de wijde wereld voor zich zagen liggen, een lange sloot waar ze dicht tegen moeder eend aan, op wegzwommen. Als ze dat geweten hadden ze zichzelf in de tuin wat makkelijker laten vangen, maar welk dier heeft nou echt vertrouwen in menselijk handelen?

Een week later besloten we door de polder te fietsen en ik wilde dan ook even langs de plek waar we de eenden hebben gebracht, tegen beter weten in keek ik met de verrekijker de grote vlakte af waar een gedeelte van onder water was gezet. Kluten, een paar Kieviten, Ganzen, best wel veel ganzen die eerder altijd zomers in Ijsland en Groenland waren om daar hun nest groot te brengen, maar nu hier hun kuikens uitbroeden. De Grutto’s foerageerde in de ondiepe plassen,  maar waar ik ook keek geen teken van ons eenden gezinnetje. Ze moeten toch goed te herkennen zijn door hun samenstelling, moeder en negen kuikens. Toch rijd ik daar ook met een onbestemd gevoel. Toen ik de polder leerde kennen een jaar of tien geleden, was het een kakofonie van roepende en buitelende Kieviten, de Grutto’s vlogen in groepje roepend rond, zwaluwen doorkliefde de lucht, je wist soms niet waar je kijken moest. Nu is dat alles er wel, maar zo uitgedund, niet wat ooit was. Op het water is het ook weinig. Verderop liggen een rij keien om boten te beletten door te varen, eerder zaten er op elke steen wel een meeuw of een Aalscholver, met wijd uitstaande vleugels om die te drogen. Maar nu zat er op die rij van tientallen stenen, slechts één vogel. Toch wel zorgelijk. 

Onze tocht zou door de polder, langs Zeewolde naar Harderwijk en zo weer terug. Na de sluis van Nijkerk reden we langs het randmeer, tussen de bosschages door waardoor het fietspad loopt. Dichte begroeiing waar het lentegroen de toon zet en het struweel een plek maakt waar menig klein zangvogeltje zich thuis voelt, niet dat die te zien zijn, maar te horen des te beter. In die groene baarmoeder waar het leven zich weer in de nestjes in de eitjes tot uitdrukking brengt, in allerlei hoekjes en gaten, de cyclus van het leven herhaalt, begeleid door de zang van de vogels , want elke zangplek is een aanwijzing dat daar ergens een nestje wordt uitgebroed. De zingende vogels getuigen van levenslust en of ze dit nu weten, weet ik niet, maar ze leven er wel naar.  Langs het fietspad zingt een Nachtegaal, een ziel in veren die zijn zuivere tonen vanuit zijn lijf vibreert. Niet dat ik hem zie, maar hij zit daar op een tak verscholen voor het oog, maar des te aanwezig voor het oor. We verbeelden ons dat de vogel voor ons genoegen zou zingen en dat we daardoor een besef van de schepper zouden krijgen, maar ik betwijfel of dat de intentie van de vogel zelf is, Hij zingt omdat hij een Nachtegaal is, al het andere is bijzaak, hij zingt om zijn gebied vocaal te begrenzen en als wij dan binnen die grenzen komen is dat voor ons een extra. Of we er zijn of niet, hij zingt zijn lied, dag en nacht, als mevrouw Nachtegaal het maar mooi vindt, want daar slooft hij zich uiteindelijk voor uit.