Onderweg naar de polder, waar ik vanmorgen heenga, hoor ik
weer op verschillende plekken de Roodborst . Ik begon me toch wel af te vragen
of het wel zo’n goed idee is om vanmorgen naar de polder te willen, het is
mistig en het zal in de polder wellicht nog mistiger zijn.
Een stroom van rode lichten naar de ene kant en vanaf de
andere kant de witte lichten van de koplampen razen over de snelweg. Zoveel er
naar de ene kant rijden, rijden er zoveel naar de andere kant. Hebben iets te
doen en rijden vanavond in tegengestelde richting weer terug. Een verkeerstroom waar ik jaren deel van
uitmaakte en ook heen en weer reed naar een bestemming en weer terug. Iets dat
zo nodig van hier naar daar gebracht moest worden en we waren met zovelen op de
weg dat het soms allemaal even in een
file stil kwam te staan.
Als ik de dijk oprijd wordt ik begroet door de Cetti’s zanger, Krakeenden op
het water, Zwanen en een Zilverreiger, die daar halverwege in het water staat
en laat zien dat het daar niet erg diep is, een andere zit in de top van een
boom aan de overkant. De dichtheid van de mist valt wel mee, het eilandje verderop
lijkt in de mist boven het water te zweven en de mist geeft een mysterieuze
sfeer boven het water, waarin de silhouetten van verschillende eenden rondwaren.
Een Zilverreiger vliegt van de kant op en jaagt een andere Zilverreiger die
verderop bij een eilandje staat, weg. Een rauwe kreet van een Blauwe reiger,
die op zijn beurt naar de Zilverreiger vliegt en hem bijna omstoot en vlak bij
hem in het water neerstrijkt. De Cetti’s zanger laat zich regelmatig horen op verschillende
plekken en met lange tussenpozen.
Gewoonte getrouw zoek ik het bankje op waar ik eerder heb gezeten. Het uitzicht is minder want het drasgebied staat er voor een deel droog bij en de modder is begroeid met groen. Langs de rand nog water van een brede sloot, waar zo nu en dan een Krakeend langs zwemt en op de kant loopt een Waterhoentje, schokkerig met zijn staart op en neer te wippen. Een grote groep spreeuwen vliegt over. Allerlei geluiden van Ganzen en eenden, een kreet van een Blauwe reiger en het verkeerslawaai van de snelweg dat ver doordringt. Ik zou willen het knopje te vinden dat het geluid van het verkeer zachter, of uit zou kunnen zetten.
De Reiger die als een slanke gestalte, een dunne vogel
is met een lange nek en snavel op het weiland staat, maar als hij dan zijn
vleugels uitslaat neemt hij in volume toe tot een indrukwekkende verschijning. De
rustige vleugelslag en de spanwijdte van de vleugels geven hem iets statigs. Het
lijken zo twee verschillende vogels, zo’n dunne spriet als hij daar staat op
het weiland en met ingetrokken nek en wijde vleugels in de lucht. Groepen
Ganzen vliegen over en weer, druk gakkend in de lucht alsof ze met elkaar hun
bestemming bespreken en waar ze zullen gaan landen. Ze zijn het met elkaar eens
en landen op het weiland verderop. De
enen groep na de andere volgen elkaar op.
Een fietser begroet me en zegt in het voorbijgaan: “Mooi hier hé ?” dat is het en ik heb er geen spijt van
vanmorgen voor deze plek gekozen te hebben.