Nu de wintertijd weer is ingegaan is mijn rondje met de honden over de hei na het eten, verschoven voor het eten. Tussen half vijf en vijf nog even de hei op de benen strekken. Het was een regenachtige dag geweest, maar in de loop van de middag klaarde het wat op. Nu hangen er dikke wollige wolken en heeft de wind slierten wolken uiteen geblazen, met daarachter het blauw, het zo mooie hemels blauw van een warme zomerdag. Ganzen trekken zo nu en dan langs en zojuist kwam er en vlucht recht over me heen en daar nog één voor langs die wolk met verschillende tinten grijs.
Ze vliegen hoog maar hun gegak maakt me dat ik omhoog kijk en naar ze op zoek ga. Toch kijk ik in eerste instantie achter de vlucht omdat mijn oog naar de plek gaat waar het geluid vandaan komt.
Tussen de grijze dikke wolken vormen zich aan de horizon dunnen lange wolken die op een gegeven moment door de zon beschenen oranje oplichten. Tussen al dat grijs opeens zo’n heldere kleur als een afscheid van de zon die op deze wijze naar de aarde zwaait. Een paar tellen later is het weer voorbij en dat wat oranje was is nu weer grijs en het word schemerig. “Kom jongens, we gaan naar huis “ De boerenkool die ik opzette voor we van huis gingen zal zo onderhand wel gaar zijn.
Tussen de grijze dikke wolken vormen zich aan de horizon dunnen lange wolken die op een gegeven moment door de zon beschenen oranje oplichten. Tussen al dat grijs opeens zo’n heldere kleur als een afscheid van de zon die op deze wijze naar de aarde zwaait. Een paar tellen later is het weer voorbij en dat wat oranje was is nu weer grijs en het word schemerig. “Kom jongens, we gaan naar huis “ De boerenkool die ik opzette voor we van huis gingen zal zo onderhand wel gaar zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten