zondag 26 oktober 2014

Geelpootmeeuw


 

Door het werk bestrijk ik een groot gebied en rij met mijn busje verschillende locaties af voor het ziekenhuis waarvoor ik werk. De Stobbenweg bij Elburg is één van de plekken waar ik de auto even aan de kant zet en tijdens mijn boterhammetjes met de kijker over het meertje speur.  Het meertje zit vol met allerlei soorten eenden. Zo heb ik nog een paar vaste plekken waar ik even stop en mijn pauze houdt. Onderweg van Lelystad naar Amersfoort rij ik door de polder en rij dan na de sluis van Nijkerk een stukje langs de dijk van de Arkenmener polder. Loop de dijk even op en kijk aan de ene kant over het water en de andere kant over de weilanden.  Het water wordt daar gemarkeerd door een rij palen en verderop door grote keien om bootjes te belemmeren het achterliggende water in te varen.  Meestal zitten daarop de aalscholvers en kokmeeuwen. In het water dobberen de nodige eenden soorten. Op de weilanden de ganzen  en kieviten. Het is misschien een tien minuten dat ik daar even sta. Laatst zwom er een grote groep aalscholvers in formatie op het water, alleen een klein stukje van de rug en hals boven het water. Regelmatig doken er een aantal onder om verderop weer boven te komen en dat herhaalde zich telkens terwijl de groep rondzwom. Op een middag stond ik weer op de dijk en er gebeurde naar mijn idee niet veel, maar ik vergistte me.

 Een jongen kwam op een scooter aangereden en stopte bij mij, hij had een kijker om zijn nek en vroeg of ik de geelpootmeeuw al gezien had. Ik had hem wel door, hij probeerde mij voor de gek te houden en lachend zei ik hem nog nooit gehoord te hebben van een geelpootmeeuw, laat staan er één gezien te hebben.  Hij leidde mijn blik naar de grote zilvermeeuw staande op de eerste steen na de paaltjes. Ik richtte de kijker erop en inderdaad had de meeuw gele poten. Maar ik heb geen idee wat voor kleur poten een zilvermeeuw heeft, ik was nog niet geheel onder de indruk. Hij wees me op de meeuw die een paar stenen verder stond en deze zilvermeeuw had grijze poten. Zijn bewijs werd sluitend. Het vergelijk stond naast elkaar.  Een geelpootmeeuw. Thuis in mijn vogelboeken was hij niet te vinden, maar het alwetende internet liet me met een paar klikken de afbeelding en de omschrijving van deze meeuw zien. Een zeldzaamheid deze geelpootmeeuw, die weliswaar sprekend op de zilvermeeuw lijkt, op die gele poten na. Werd deze middag op de dijk door de geelpootmeeuw toch nog een bijzonder moment.

zondag 19 oktober 2014

Herfst.


Het is het jaargetijde van mijn voorkeur; samen met de lente. Gaan de dagen in de herfst korten en is het ’s morgens later licht en ’s avonds eerder donker, in de lente is het net andersom. De lente is er één van opbouw, van groei, gevolgd door de zomer, om daarna de herfst als een tijd van rijping en vruchten te beleven. Voltrekt het leven zich ook niet volgens de principes van de jaargetijden?
De 50+ van deze tijd worden dan misschien de nieuwe veertigers genoemd en dat is als je de 50 gepasseerd ben wel een aantrekkelijk idee. Toch merk ik met wat voor een gemak een snotneus op een rammelde fiets mij inhaalt, terwijl ik met een hogere versnelling op, een lekker gangetje heb. De kracht en de soepelheid van de jeugd is toch wat van mij geweken; ik zit in de herfst van het leven. De herfst zit ook in dat deel van het jaar dat er op terug te kijken valt en dan heb ik niets te klagen.

Van de week hoorde ik een verhaal van een 50 jarige vrouw die als jonge vrouw aangerand was. Ze is daardoor zwanger geraakt en heeft met veel moeite en zorgen haar lente en haar zomer door  moeten komen. De ongevraagde zwangerschap en de opvoeding van haar dochter, waar ze helemaal alleen voorstond heeft haar leven op de kop gezet. Toen haar gevraagd werd hoe ze al die jaren over haar aanrander gedacht heeft, zei ze dat ze vaak woedend op hem was geweest, maar nu ik dan 50 ben is het nu over. “Ik heb eigenlijk medelijden met hem” zei ze. De vraagstellen herhaalde die zin: “heb je medelijden met hem?”  “Ja” zei ze: “ ik heb een prachtige dochter en nu ook nog een kleinkind, iets waar hij helemaal geen weet van heeft.”

 

 

zondag 12 oktober 2014

Levend Wezen


In een TED toespraakje kwam iets treffends aan de orde en wel waarom we planten niet als levende wezens aanmerken. Het ging over planten en hoe intelligent en bewegelijk die zijn. Alleen het wortelstelsel van de plant die zich een weg zoekt in de bodem, het openen van een bloem die voor het oog langzaam gaat en daardoor niet in beweging wordt opgemerkt. De Teunisbloem is misschien daarop een uitzondering, die opent zich binnen een tijdsmoment van vijf minuten. De spreker van TED wilde duidelijk maken dat planten ‘levende wezens ‘zijn. Hij liet een fragment zien waarin David Attenborough in een boot op zee langs een staart van de Blauwe Vinvis voer. De presentator met zijn bekende wijze van presenteren riep het uit dat de Blauwe Vinvis het grootste levende wezen op aarde is. Hier werd het fragment gestopt en de TED  spreker herhaalde de woorden uit de het fragment; de Blauwe Vinvis het grootste levende wezen op aarde ? “FOUT”; riep hij uit, de Vinvis is een dwerg vergeleken bij het werkelijk grootste levende wezen op aarde. Qua grootte, qua gewicht, qua leeftijd haalt de  Blauwe Vinvis het niet met de Sequoia, de grootste boom op aarde. De grootste staat in Californië en is 85 meter hoog en heeft een omtrek van ruim 31 meter. Onder de zoogdieren is de Vinvis misschien de grootste, maar onder de levende wezens is het een plant; een boom.

Het bracht een oude herinnering naar boven toen ik deze TED toespraak bekeek. Het was toen ik in de tuin bezig was en mijn dochter met een hele club buurkinderen bij mij kwam. De discussie was of een boom wel of geen gevoel had, want een buurjongen sloeg met een stok tegen een boom. Dit tot grote ergernis van mijn dochter die hem probeerde te stoppen omdat hij de boom pijn deed. Ik zou het antwoord op deze vraag moeten geven en zo kwam de groep kinderen bij mij terecht. De brandende vraag werd gesteld en bracht me even in een dilemma. Als ik zou zeggen dat een boom gevoel had, zouden al die kinderen dat thuis ook nog eens ter sprake brengen bij hun ouders en dan zouden ze mij misschien nog vreemder vinden dan ze al dachten dat ik was. Een ingeving bracht uitkomst en bracht me het volgende antwoord:  “Ach” zei ik,   "of een boom gevoel heeft, weet ik niet, maar ik weet wel dat een boom leeft.”