zondag 15 juli 2018

Zo licht als een veertje

Een strakblauwe lucht waarin tientallen meeuwen rondcirkelen. Ze zijn daar om zich te goed te doen aan de vliegende mieren. Het wit van die lichamen tegen die heldere blauwe lucht steekt mooi af en de vertraagt lijkende beweging van de meeuwen doet recht aan de zwoele zomeravond. We zitten in de tuin te eten met hoog boven ons de meeuwen. Uit de lucht komt een donzig wit veertje naar beneden zweven en verkiest het om in onze tuin te landen. Vlak voor de achterdeur komt het met een onhoorbare plof op de grond. Een klein briesje pak het weer op en duwt het tot vlak voor mijn voeten. Als ik ernaar uitreik draait het wat bij en zo kan ik het van de grond pakken. Het kwam naar me toe. Ik verzamel veren, maar niet dit soort donzige kleine veertjes, maar slagpennen van de veren waarmee ze gevlogen hebben.  

Op mijn wandelingen raap ik elke veer die ik op mijn pad vind op. Na het broedseizoen ruien veel vogels en nu is het dan verenseizoen. Stevige slagpennen van de Buizerd, veren van de specht, duif en de Vlaamse Gaai, ik heb er de laatste tijd heel wat gevonden en bij mijn voorraad gelegd.  De veren die ik in het bos vind heb ik gezocht, dit kleine veertje dat uit de lucht kwam vallen heeft mij gevonden.  Wat ik daaruit opmaak? Dat er in elke gebeurtenis, elke dag, hoe groot of klein, opvallend of onbeduidend een verhaaltje zit. Zoals Michelangelo ooit met een brok marmer over het marktplein sleepte en de omstanders vroegen wat hij daar nou weer mee moest, antwoordde hij: “In die steen zit een engel verborgen en die ga ik eruit halen. “ 
Wat wij ervan maken komt er misschien uit, dingen vinden plaats, een veertje dwarrelt uit de lucht van één van de meeuwen daar hoog in de lucht. Het is een verhaaltje, een verhaal die ik ervan kan verzinnen en dan bestaat het, als een engel die erin verborgen zit.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten