zondag 23 juni 2019

Kloppend hart


De poten werden uitgezet en er ontstond een klein comfortabel stoeltje uit die stapel stangen en grijze stof. Op een schaduwplek langs het bospad, met uitzicht op een licht glooiende open plek in het bos, krijgt het stoeltje een plek.  Het is een heerlijke warme lome dag en een zacht briesje doet de pluimen van het gras heen en weer wiegen. Tegenover me strijk een Buizerd neer op een dode tak in een Dennenboom. Als een vorst zit hij daar en kijkt vanaf zijn zitplaats over het veld. In de bosrand ratelt een Winterkoninkje zijn herhalende zang, een korte riedel, even pauze en dan nog eens en nog eens en blijft maar door gaan. In zijn pauzes antwoord een andere aan de andere kant van het veld zijn roep en doet hetzelfde. Onvermoeibaar geven ze elkaar antwoord met hetzelfde liedje van een paar noten. Inmiddels vliegt de Buizerd op en met trage vleugelslagen verdwijnt hij tussen de bomen door uit het zicht. De hond strekt zich lekker uit als ze begrijpt dat we hier voorlopig wel even blijven. Ik giet voor haar wat water in een bakje en schenk mezelf een kop koffie uit de thermosfles in. Het was een onverwachte vrije dag vandaag en ik wist eerst niet goed wat te doen. Maar nu ik hier zit is het een prima keuze het zo te besteden. Een Vink slaat zijn slag en een Roodborst neemt zijn plek in en maakt zijn aanwezigheid kenbaar door zijn lied ook toe te voegen, Kuifmees en Goudhaantje onderhouden met contactgeluidjes hun banden met hun soortgenoten tussen de takken van de sparren. Verderop zingt twijfelend een merel, die zijn zang even onderbreekt om een soortgenoot uit zijn territorium te verjagen.

Op die vechtende merels en de Buizerd na, neem ik met mijn oren de omgeving waar. Het veldje ligt er op de deinende grashalmen na bewegingloos bij. Toch vermoed ik dat daar in het veld menig hartje klopt van dieren die zich daar ophouden maar er voor waken gezien te worden, muizen en hagedissen die zich op een zonnig plekje koesteren, torren, spinnetjes en wellicht verschillende soorten mieren, rupsen die aan het blad knagen en zich voorbereiden op hun bestaan als vlinder, allemaal trotse bezitters van een kloppend hart. Ik leun wat dieper in mijn stoeltje en ik voel me helemaal opgenomen door deze plek. De hond meent daar het sein in te zien dat we weer verder gaan en met een zucht gaat ze weer liggen. Ik stel haar gerust dat we straks weer verder gaan, maar nu nog even deze plek op me laten inwerken. Het is een tijdloos moment, het zou zomaar een dag in 1960 kunnen zijn of misschien wel een dag in de toekomst, maar het is vandaag. Een vliegtuig komt hoog over, verderop klinken wat bouwgeluiden, maar ver weg genoeg om het te negeren. De tijd dat ik daar zit, van ruim een uur, rek ik nog wat en stel het weggaan nog even uit. In het onhoorbaar geruis van kloppende harten heb ik samen met de hond onze harten afgestemd op deze plek. Wellicht heeft het af en toe even in harmonie geklopt met al die andere harten. Dan stop ik alles weer in mijn rugtas, klap het stoeltje weer op en we gaan op ons gemakje weer terug naar de auto en de idylle lost zich op in een herinnering.



zaterdag 8 juni 2019

What a Wonderful world


Een gele vlinder fladdert door de tuin, terwijl er een stevige bries staat. Met het geringe gewicht van misschien net een gram en met een groot oppervlak aan vleugels maakt de vlinder toch de wendingen die het in zijn kleine koppetje heeft. Vogels hebben de stroomlijn die hun de snelheid en de wendbaarheid geven. De puntige vleugels, het torpedo achtige lijf, breken de luchtweerstand, maar de vlinder moet het doen met zijn tere ronde vleugels, waarvan je zou verwachten dat elke bries hem uit zijn koers zou drukken. Het gefladder doet vrolijk aan en een vlinder zal bij de meeste van ons toch geassocieerd worden met iets prettigs, zoals we een prettig ( verliefd ) gevoel benoemen met het hebben van vlinders in de buik.  Het vlindertje fladderde over de schutting de tuin van de buren in en hij liet me alleen in de tuin, ik keek hem na en hoopte dat hij weer terug zou komen.

De zon beschijnt een stukje van de vijver, waar in het ondiepe gedeelte de Goudvissen zich even komen koesteren in het licht en wellicht wat warmere water. De Gele Lis die zo uitbundig bloeit, wordt  vermenigvuldigt door de weerspiegeling op het wateroppervlak.
De beweging van de vissen in dat zon beschenen stukje vijver, nodigde me uit het van dichterbij te komen bekijken en ik ging op mijn buik bij de vijver liggen. in het heldere water zweefde de vissen voorbij als vlogen ze in slow motion. Zonder enige inspanning aan hun lijven te zien schoten ze van stilstand naar verderop. Hoe lomp en toch sierlijk de vlinder was die zonet  mijn tuin uit vloog, zo gestroomlijnd zijn de vissenlijven. Ik keek naar de details, de borstvinnen, waarvan je het vermoeden hebt dat die voor de aandrijving zorgen, de rugvin, de vinnen achter bij de staart en de sierlijke iets sluierende staart, beweegt daar in het water als één geheel van schoonheid. Wat een mooie dieren, die ik, zo besef ik me nu, niet eerder zo goed bekeken heb als ik nu doe. Een wereld apart dan die van mij en toch met elkaar verweven, zoals die vlinder van daarnet, een heel andere levensvorm is, die zomaar mijn wereldje in fladderde. Twee bevindingen van een moment in de tuin toen ik daar zat te ontbijten.

Toen de Voyager, de ruimte sonde diep in de ruimte bij een planeet zich richting Aarde keerde, maakte het een foto, met in die onmetelijke zwarte ruimte gespikkeld met sterren die oneindig ver weg staan, waar een klein blauw stipje op te zien was. The blue pale dote werd dat stipje genoemd, onze Aarde. In al dat zwart tollen enorme planeten en sterren rond, die stuk voor stuk fascinerend zijn in omvang, maar zo dood als een pier. Zo ver we weten is daar nergens een vlinder die daar vliegt, of een vis die door het water schiet. Wat niet wil zeggen dat er nergens een planeet is dat leven bevat, waarschijnlijk wel, maar we weten het niet. Wat we wel weten is dat op dat kleine blauwe bolletje, vlinders vliegen en vissen zwemmen, dat is ons adres, daar wonen wij, daar kan de post heen die voor ons bestemd is. Dat besefte ik me op een mooie zonnige zondagmorgen op mijn buik aan de rand van de vijver en  dat lied van Louise Armstrong kwam in me op: What a wonderful world.