zaterdag 8 juni 2019

What a Wonderful world


Een gele vlinder fladdert door de tuin, terwijl er een stevige bries staat. Met het geringe gewicht van misschien net een gram en met een groot oppervlak aan vleugels maakt de vlinder toch de wendingen die het in zijn kleine koppetje heeft. Vogels hebben de stroomlijn die hun de snelheid en de wendbaarheid geven. De puntige vleugels, het torpedo achtige lijf, breken de luchtweerstand, maar de vlinder moet het doen met zijn tere ronde vleugels, waarvan je zou verwachten dat elke bries hem uit zijn koers zou drukken. Het gefladder doet vrolijk aan en een vlinder zal bij de meeste van ons toch geassocieerd worden met iets prettigs, zoals we een prettig ( verliefd ) gevoel benoemen met het hebben van vlinders in de buik.  Het vlindertje fladderde over de schutting de tuin van de buren in en hij liet me alleen in de tuin, ik keek hem na en hoopte dat hij weer terug zou komen.

De zon beschijnt een stukje van de vijver, waar in het ondiepe gedeelte de Goudvissen zich even komen koesteren in het licht en wellicht wat warmere water. De Gele Lis die zo uitbundig bloeit, wordt  vermenigvuldigt door de weerspiegeling op het wateroppervlak.
De beweging van de vissen in dat zon beschenen stukje vijver, nodigde me uit het van dichterbij te komen bekijken en ik ging op mijn buik bij de vijver liggen. in het heldere water zweefde de vissen voorbij als vlogen ze in slow motion. Zonder enige inspanning aan hun lijven te zien schoten ze van stilstand naar verderop. Hoe lomp en toch sierlijk de vlinder was die zonet  mijn tuin uit vloog, zo gestroomlijnd zijn de vissenlijven. Ik keek naar de details, de borstvinnen, waarvan je het vermoeden hebt dat die voor de aandrijving zorgen, de rugvin, de vinnen achter bij de staart en de sierlijke iets sluierende staart, beweegt daar in het water als één geheel van schoonheid. Wat een mooie dieren, die ik, zo besef ik me nu, niet eerder zo goed bekeken heb als ik nu doe. Een wereld apart dan die van mij en toch met elkaar verweven, zoals die vlinder van daarnet, een heel andere levensvorm is, die zomaar mijn wereldje in fladderde. Twee bevindingen van een moment in de tuin toen ik daar zat te ontbijten.

Toen de Voyager, de ruimte sonde diep in de ruimte bij een planeet zich richting Aarde keerde, maakte het een foto, met in die onmetelijke zwarte ruimte gespikkeld met sterren die oneindig ver weg staan, waar een klein blauw stipje op te zien was. The blue pale dote werd dat stipje genoemd, onze Aarde. In al dat zwart tollen enorme planeten en sterren rond, die stuk voor stuk fascinerend zijn in omvang, maar zo dood als een pier. Zo ver we weten is daar nergens een vlinder die daar vliegt, of een vis die door het water schiet. Wat niet wil zeggen dat er nergens een planeet is dat leven bevat, waarschijnlijk wel, maar we weten het niet. Wat we wel weten is dat op dat kleine blauwe bolletje, vlinders vliegen en vissen zwemmen, dat is ons adres, daar wonen wij, daar kan de post heen die voor ons bestemd is. Dat besefte ik me op een mooie zonnige zondagmorgen op mijn buik aan de rand van de vijver en  dat lied van Louise Armstrong kwam in me op: What a wonderful world.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten