In een
dierenspeciaalzaak hangt een soort kroonluchter aan het plafond gemaakt van
takken. Op die takken zitten een stel Grasparkieten, luid te kwetteren en
klimmen op en neer over de takken. Koddige vogeltjes en mooi gekleurd en dat is
dan ook precies hun lot. Ik vroeg de winkelier waarom ze niet rondvlogen maar
zo op die kroonluchter van takken bleven. Dat is omdat ze zijn
gekortwiekt. De ogenschijnlijke vrolijke
vogeltjes waren gevangen door ze te beperken
door een paar centimeter van hun vleugel af te knippen. Opeens was de vrolijke
scene in de winkel een vrij trieste. Om van een vogel datgene te ontnemen wat
het zo kenmerkt, de mogelijkheid om te kunnen vliegen, is toch iets waar wij te
ver in gaan. Beperken door het achter gaas te houden is al bedenkelijk, maar het
dier te handicappen dat het niet meer kan vliegen is op zijn minst niet eerlijk
tegenover het dier. Ik hoor in zulke gevallen vaak de opmerking dat deze dieren
niet beter weten. Kan zo zijn, maar wij horen wel beter te weten. Om van
vogeltjes levende etalagepoppetjes te maken getuigt niet van die levenswijsheid.
Bijna elke veer die ik op mijn wandeling vind, pak ik op, omdat ze voor mij het
symbool zijn van vrijheid. Met deze veer is een vogel in staat om te vliegen.
Veren die telkens vernieuwd worden en zo het verenkleed onderhouden om de vogel in topconditie te houden en er voor
zorgt dat het kan vliegen. Als ik dan zo’n veer gevonden heb en in mijn hand
houdt, zie ik boven mij de vogels langskomen. Jaloersmakend om ze zo vrij door het
luchtruim te zien bewegen. Zijn we misschien zo jaloers dat we hen willen
beperken door ze in kooien te willen houden, of hun vleugels te kortwieken?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten