Het Hulshorsterzand is voor een groot deel alleen wandelend toegankelijk en voor fietsen verboden, alleen op daarvoor aangegeven paden. Ik negeer een bordje en rij een pad in. De gebiedsbordjes geven aan welk gebied het is en welke voorwaarde er gesteld worden om daar te zijn. Bordjes die ik voorbij rij omdat ik weet wat erop staat en eventuele meldingen die ik niet wil weten, kan negeren. Een mooi bankje aan de rand van een klein heidegebied, waar de hei paars op staat te bloeien, is mijn eerste pauzestop. Het is nevelig en de boomsilhouetten die verspreid op het veld staan tekenen zich af tegen de horizon die in de nevel vervaagd. Een zacht geruis van de A 28 die verderop loopt en door de nevel mogelijk in geluid wat gedempt wordt. Het Hulshortserzand en ook het Beekhuizerzand heeft nooit veel belangstelling van mij gehad, vanwege het troosteloze landschap met dat kale gele zand en gemartelde bomen die er staan, waarvan de wind ze hoog op hun wortels doet staan, door al het zand dat daartussen weg is gestoven. Maar hier heb ik toch een andere aanblik, mooie pollen bloeiende hei en nergens dat gele zand te zien. Ik ga het gebied verder in… en dat was niet echt een goed idee. Ik vond een pad waar het wel toegestaan was met de fiets te komen, maar dat door het mulle zand onbegaanbaar was. Het grootste deel heb ik naast de fiets gelopen, want als je eenmaal met een scheef voorwiel vast kwam te zitten in het mulle zand, dan was er ook geen mogelijkheid meer om op te stappen en zat er niets anders op dat mulle stuk met de voet af te leggen. Ik voerde een constant gevecht tegen het mulle zand en het pad leek maar niet op te houden. Onaardige gedachten kwamen in mij op, dat het kwade opzet was om juist die paden voor fietsen open te stellen, die niet te fietsen zijn. Dan zal op den duur de moed er wel uit gaan en komt hier ook niemand meer op de fiets. Ik bedenk me nu ook wel voor een volgende keer. Het maakte me behoorlijk chagrijnig en het is maar goed dat ik niemand van het toezicht tegenkwam, die had dan de wind van voren gekregen van mij. ( Alsof hij er wat aan kan doen ) De trui ging uit en het zweet plakte mijn T-shirt aan mijn rug, het zweet stond op mijn kop en bracht mijn humeur nog verder naar beneden. Telkens leek er weer een stukje berijdbaar, sloeg het voorwiel weer schuin in een mul stuk. Afstappen, lopen, weer een klein stukje kunnen fietsen en weer vast in het mulle zand. Het leek niet op te houden.
Als ik dan toch zit te chagrijnen, ik had verderop de route me een bankje langs de beek bedacht om daar even een koffiepauze te houden. Staat dat bankje vijf meter van de kant van de beek en is het water net niet te zien als je op het bankje zit. Hadden ze het bankje drie- vier meter richting de beek gezet, dan had je mooie kijk op het stromende water. Nu kijk ik tegen de steile overkant met varens begroeid, maar is het water niet te zien. Hoe en wie verzint zoiets, om zo’n bankje op zo’n plek zo te plaatsen. De heerlijke warme koffie bracht mijn gemoederen wat tot bedaren. Al met al ben ik nu twee en een half uur onderweg en zeker nog een drie kwartier van huis.
Het zachte kloppen van een specht hoog in één van de bomen die rondom mij staan. Een mees, die bij herhaling een vragend geluidje laat horen, alsof hij zeggen wil; hier ben ik, waar ben jij? Verderop een ander meesje die zich hetzelfde afvraagt. Ik sta even bij de beek te kijken en bevestig dat het bankje veel beter op de plek zou staan waar ik nu sta. Naar stromend water kijken is net zoiets als naar de vlammen in een open haard kijken, het geeft een genoeglijk gevoel. De specht is klaar met kloppen en zit nu hoger in de boom te tjikken en verteld daarmee dat dit stukje van de wereld hem toebehoort.Ik stap ook maar op en ga naar het plekje op de wereld dat mij toebehoort; thuis.