Met de auto naar de Arkemeen, wat niet zo voor de hand ligt want er hangt een dichte mist en die zal in de polder nog compacter zijn. De rit erheen twijfelde ik meer en meer over deze onderneming. Het uitzicht dat de mist gaf was een enkele tientallen meters waarachter een muur van dampig grijsblauw als een grote cirkel me omgeeft en meebeweegt met elke beweging die ik maak. Binnen die cirkel hoop ik op wat waarnemingen, in toch een kleine wereldje. De silhouetten die net in de rand van de mistcirkel zich op het weiland ophouden laten zich aflezen als de Brandganzen. Verderop wat Rietganzen die me met lange nek me staan na te kijken. Ik parkeer de auto in de berm, omdat er een Zilverreiger langs de slootkant staat met zijn witte heldere gestalte, steekt het af tegen de mist. Hij staat er ineengedoken en wacht de mist zo te zien af. Achter hem, of haar wie zal het zeggen, komt een tweede reiger uit de muur van mist opdoemen, met holle vleugels en trage vleugelslag vliegt hij langs me en verdwijnt weer opnieuw uit het zicht de mist in. Al met al een kleine wereld waar het een winterse sfeer de toon zet, maar waar letterlijk niet veel te zien is dan wat zich in de bubbel in de mist laat zien, en dat is weinig. Geen reden, noch de prikkel om hier nog langer te blijven en dit kortstondige tripje breek ik maar weer af.
Een volgende keer is de fiets het vervoersmiddel en samen fietsen we tegen de wind in door het weidegebied naar de polder. We beloven onszelf dat de tegenwind die we nu hebben, straks op de terugweg de wind in de rug is. Strak duwt de wind tegen ons aan en het is een koude wind die ons van gedachte probeert te brengen, maar we laten ons niet kennen en drukken op de peddels en ondersteund door de elektromotor houden we koers. We zullen door de polder heen en over de dijk terugrijden. Vanaf de dijk is er uitzicht op het water aan de ene kant en de polder die daar grote stukken ondergelopen is, aan de andere kant. Prachtig habitat voor een keur aan vogelsoorten. Na de ontbering van de koude wind toch lange tijd in het gezicht te hebben gevoeld, is het nu een verademing diezelfde kwellende wind, nu als aangenaam te ervaren in de rug. Een handje vol belangstellende loopt met hun kijker en fototoestel op de dijk en speuren het water af of er iets van hun gading bij is, om de sluiter van te laten klikken. Anders dan de vrouw die ik eerder eens sprak en we het hadden over de Wintertaling, een mooi gekleurd en getekend eendje, en ik me uitsprak dat ik niet kon voorstellen dat een jager daar zijn geweer op leeg kon schieten. Waar ze het niet mee eens was, zij kon beide waarderen, waardoor het leek dat ik in mijn bewering misschien wat kortzichtig leek. Maar ik blijf erbij, dat de jacht toestaat om op deze dieren te kunnen schieten, veelal voor vermaak en waar noodzaak niet echt valt aan te tonen.
Ook daar is er een kentering en heeft de jacht, zoals bij die vrouw nog wel het geval was, niet meer het respect die ze eigenlijk nooit heeft verdiend. In de boeken van A.B.Wigman las ik dat in eerder tijden de roofvogels door het groene gilde hardhandig werden bestreden en dat om de rede dat ze aan hun jachtwild zouden zitten. Mannen als Wigman hebben toen al de trend in gang gezet om deze dieren te beschermen door o.a. met de braakballen aan te tonen dat veel prooi uit muizen en niet bejaagbaar wild bestond. Alsof de jager meende dat het wild er is voor onze behoefte en dat ieder die daar aanzat bestreden moet worden. Jawel dat geld voor de stroper, en in zekere mate ook voor de jager, maar laat de roofvogels buiten schot. In Engeland is de Wouw door de jacht en hun verwrongen denkbeelden helemaal uitgeroeid geweest en moest weer opnieuw geherintroduceerd worden. Met zoals in de oude boeken geschreven werd, met kruit en lood, maar er werden ook vergif en klemmen ingezet om deze dieren te verdelgen.
Vanaf de dijk zien we een paar groepjes eenden op het water, waar ik het even de moeite voor vond om daar met de verrekijker naar te kijken. Tussen de groep Kuifeenden, die zwarte eend met dat heldere gele ogen en dat kleine kuifje naar achteren gekamd, de Smienten fluiten en zullen hun winterverblijf dat ze bij onze wateren hadden straks weer verruilen voor de noordelijke, verder zwommen een stel Pijlstaarten. Het mooie leigrijze eendje met zwart en een pijlstaart, scherpe aftekeningen, een lust voor het oog, in het vogelboek staat: De Pijlstaart is een eend om verliefd op te worden. Zo elegant en mooi getekend,… “ maar blader eens door een vogelboek, elke vogel is een schoonheid en een rijkdom die we niet moeten verkwanselen aan wat wij vooruitgang noemen. Ook de Pijlstaart is een wintergast en fleurt de winter op voor wie het maar wil zien en ik heb ze weer gezien en heb mijn vatamine stoot om de winter door te komen weer gehad voor vandaag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten