Zondagmorgen, er ligt een dun laagje ijs op de vijver en de
thermometer geeft -7 aan. Een paar mussen testen het ijs op de vijver en
voorzichtig wagen ze zich van de lage rand langs vijver, op het ijs. Het
houdt, tenminste de mussen, die elkaar aftasten of het nu wel of niet kan, een
paar waaghalzen bewijzen dat het kan. Gisteren
een paar vorstgevoelige planten naar binnen gehaald en een paar andere
afgedekt. De hei ligt er wit berijpt bij en geeft een mooi aanzien, een frisse
wandeling wat mij al snel koude voeten oplevert en dat moet ik juist voorkomen
met de aanleg van wintertenen. Elk sprietje en twijgje heeft een zilveren ijsrandje
en de grond voelt hard bevroren aan. Bij de ingang van een konijnenhol zijn
door de condens vanuit het hol de grasstengels die voor het hol hangen zijn extra
beslagen met een dikker laagje rijp. Wat duidelijk maakt dat dat hol bewoond
is en het daaronder dus wel lekker warm zal zijn. Heeft de wind het verkleurde
blad nog niet van de bomen gekregen, deze koude prikkelende vorst weet de
bladeren van de takken af te ritselen en als sneeuwvlokken dwarrelt het blad in
een windstille sfeer naar de bosbodem en bedekt de bosgrond met het gele en
bruine blad. Het gevallen blad legt een deken rondom de stam van de boom waaruit
het blad viel, als een warme laag rondom de wortels, alvast voor de volgende
kou.
In de loop van de dag trekt het dicht en de temperatuur loop
op net boven nul en er valt een heel, heel klein beetje sneeuw tussen de regendruppels.
Het vliesdunne laagje ijs op de vijver is weer weg en de ijspret voor de mussen
is voorbij. Om half vier nog een rondje met de hond door het bos. De paden die
me zo vertrouwd zijn en toch is het door verschil van atmosfeer telkens weer
iets anders. Nu met het goudgekleurde afgevallen blad dat het bospad onder de
Beuken kleurt en zelfs door de heiige sfeer iets lijkt op te lichten. Het getokkel
van de regendruppels op de bladeren op de grond. Er beweegt zich niets dan wij
met z’n tweeën op het bospad. Ik steunend op een wandelstok en de hond er
sjokkend achteraan en de tijd nemend hier en daar te snuffelen. De tekst van
het liedje, “ Later” van Herman van Veen, kom in me op: “Zie je ons daar samen
lopen, naast elkaar, zo diep bedaard, jij een lieve oude taart, ik nog kras,…
dat is te hopen,… “. Het wordt al schemer en het bos krijgt een sprookjesachtige
sfeer, een sfeer waar menigeen voor binnen blijft, want regen wordt laag gewaardeerd,
maar brengt een o, zo mooie sfeer in het bos, zeker op deze late zondagmiddag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten