donderdag 27 april 2023

Gemis

 

De Krent op de hei is uitgedoofd. De witte gloed van de tienduizenden witte bloemetjes waaien er geleidelijk af en worden vervangen door het groen van het blad dat nu uit de knoppen komt. De jaarlijkse opwinding van de witte bloei van de Krent op de hei is weer verwelkt. De Krentenstruiken, eigenlijk zijn het boomgrote struiken, krijgen hun blad en daar waar de bloemetjes zaten groeien straks de bessen. De Tulpen in de potten die in de tuin staan met hun kleurrijke kelken op rechte stelen en samen met de knalgele Narcissen, geven kleur aan de vroege voorjaarstuin. De plukken haar die ik van het najaar bewaard heb, bij het uitborstelen van de vacht van de hond, steek ik nu in plukken in de Hedraheg en de vogels hebben er snavels vol uitgeplukt en vliegen ermee naar hun nesten. Overal in de buurt zijn nu Huismussen-, Kool- en Pimpelmeesnestje bekleed met het haar van de hond. De schalen van de eieren die we in de keuken gebruikte voor het bakken van een cake en de gebakken eitjes voor op de boterham, werden bewaard en als ik dan genoeg had, tot grit vermalen in een vijzel. Dat grit wordt dan vermengd met het vogelvoer, om zo wat extra’s voor de vogels te verschaffen om hun eitjes aan te maken, want het schijnt dat er een kalkgebrek is. Misschien kunnen we zo er een steentje aan bijdragen dat de vogels die hier op de voertafels komen wat extra kalk krijgen uit de gerecyclede eierschalen.

 

De Skimia, in de tuin is uitgegroeid tot een kleine struik en staat op de hoek van de vijver. Op dit moment staat het volop in bloei met lichtroze rechtopstaande trosjes waar een zachte geur vanaf komt. Geur en kleur dat de bijen en andere nectarliefhebbers zal aantrekken. Verleden jaar waren er Bijen en andere insecten die de struik deed zoemen. Het was lekker weer en we gingen tussen de middag met ons bordje naar buiten om lekker in het zonnetje te eten. Ooit las ik van Jac. P. Thijsse dat hij lange tijd bij een plant ging zitten om te kijken wat er allemaal gebeurde, welke insecten op die plant afkwamen. Dat leek me een goed idee en in navolging zette ik mijn stoel bij de struik en zou eens gaan bekijken wat er allemaal op de Skimia afkwam. Eén Bij scharrelde tussen de bloemetjes, een Zweefvlieg kwam even voor mijn neus hangen en nog een paar kleine kriebels die ik niet op naam kan brengen, klommen over de bloemtrosjes. Ik luisterde of ze misschien tussen de bloemen verstopt zaten, maar er klonk geen gezoem. Die ene bij vloog weg en ik hoop dat hij in de bijenkast dat bijendansje doet om te melden dat hier in mijn tuin wat te halen valt. Na een kwartier en heel af en toe een schaarse bezoeker, overviel me het gemis. Boek erbij open en daar staat toch echt dat de Skima veel Bijen aantrekt. Alsof je op een bus staat te wachten bij een buslijn die opgeheven is, kijk ik toch steeds tussen de bloemetjes of er toch nog iemand is. Zelf geen dikke Hommel, de struik staat met al zijn pracht en geur, net als ik, te wachten op iemand die niet komt. De Zon blijft schijnen maar in mijn stemming komen wolken binnendrijven, dit voelt niet goed en nu ik dit schrijf, een dag later, kijk ik naar buiten en zie de struik nog steeds eenzaam staan, een enkele Bij kruipt over de bloemen. Het is het lampje op het dashboard, een rood lampje geeft aan dat er wat mis is… wat er mis is, is wat ik mis, de Bijen op de Skimia.

 

 

vrijdag 21 april 2023

Tijd

Vandaag (woensdag 19 april) staat de Liesberg op het programma. Ik denk de auto langs de weg te parkeren en zo naar de Liesberg, een verhoging op de hei waar een bankje staat, te lopen. Maar ik vergis me, er is geen plek voor de auto, daar waar ik het bedacht had. Verderop is een grote parkeerplaats, maar dat is weer iets te ver lopen om vandaar naar de Liesberg te lopen. Ik zet de auto op die grote parkeerplaats bij de speelweide en ga naar het bankje op de hei waar ik twee weken geleden ook was. Het is zonnig en een strakblauwe lucht, maar nog wel een koude bries. Het beoogde bankje staat in het zonnetje en ik wil daar een poosje doorbrengen. De blauwe lucht is doortrokken van vliegtuigstrepen, opvallend veel. Tijdens de pandemie was de lucht veel zo goed als leeg, het lijkt nu een snelweg van elkaar kruisende vliegtuigen daar hoog in de lucht, maar toch is het een geruisloos gebeuren. Telkens komt er een nieuw vliegtuig en trekt er weer een nieuwe streep bij. 


In een Berk achter me zit een Kuifmees te roepen. Zo’n prachtig vogeltje met een koddig kuifje, alsof hij een maskertje draagt.  Boompieper en Boomleeuwerik laten zich horen en de Boompieper vliegt zo nu en dan zijn baltszang. Al zingend vliegt hij omhoog en laat zich met bolle vleugeltjes en hangende pootjes weer zakken, het laatste deel van zijn riedel met lange uithalen en zo zakt hij weer af naar de tak waar hij zonet zat of kiest een ander plekje. Om weer opnieuw zijn riedel en dan nog eens en nog eens te laten horen afgewisseld door zijn sierlijke baltsvlucht.  De wind doet het Pijpenstrootje heen en weer wiegen en dat geeft wat beweging op de toch wel bewegingloze heidevlakte. De Berken krijgen al een waas van groen, die om hen heen hangt als een aureool. De wind suist door de naalden van de dennen, de Zon brengt licht en als de wind wat luwt, voel ik de warme zonnegloed op me. Twee vinken vliegen over ons heen. 


Uit de thermosfles schenk ik me een kop koffie in en de hond krijgt een paar koekjes. De tijd gaat aan ons voorbij en we laten het passeren. De tijd die passeert in elke hartslag, in elke ademhaling, die voortkabbelt als een traag stromende beek. De tijd is de ruimte tussen twee slokken koffie, het moment dat de Boompieper erover doet om zijn baltsvlucht te maken, het vliegtuig dat zijn witte streep  achter zich aan trekt door de lucht. Het bankje is nu mijn plekje op de wereld, voor de tijd dat ik hier ben. Voor de hond is het de plek in het gras, waar ze in slaap is gevallen. In de spleten van de tijd valt iets op te maken, een mysterie, een gedachte die zomaar opkomt en ik me afvraag waar die vandaan komt, een herinnering opgeroepen door een geur of een kleur. 

Ik meen de fluistering van God te horen, ik luistert en dan … waarom eigenlijk, kijk ik op mijn horloge, het is tijd om weer te gaan. Een zwaluw vliegt langs, maar de Koekoek laat het nog steeds afweten. Zijn tijd komt nog. 

zaterdag 15 april 2023

Op de dijk

 

Voor de duur van de lente heb ik besloten elke vrijdag naar de Arkemheen polder te gaan. Vanaf de dijk, waar een fietspad overheen ligt en waar een paar bankjes staan die uitzicht geven over het water en het plas-dras gebied. Ik had het voor de vrijdag bedacht, als het weer ook meezit, dat wil zeggen, dat het niet te koud is of het regent. Ik wil er toch een uurtje doorbrengen en geen koude kont krijgen als ik op zo’n nat bankje zit. En laat het de eerste vrijdag van dat voornemen nou flink regenen, dus stel ik het uit tot maandag erop. Ook nog guur maar de Zon brengt telkens tussen de wolken door even wat vrolijkheid. Het zonlicht weet van een grauwe omgeving, het als bij toverslag, om te zetten in staalblauw water en het riet dat langs het water staat op te lichten in heldere goudgele stroken, die weerspiegelen in het water. Tot een wolk weer voor de Zon schuift en alles weer uitdooft in het grauwe. Gisteren was er een item op “Vroege Vogels “radio, over de Cettizanger, een rietvogel die nieuw is in ons land. Hij laat van zich horen door een zeer luidruchtige riedel, maar zorgt dat hijzelf niet te zien is door diep in het riet verborgen te blijven. Op de radio kreeg ik het geluid te horen.  Ik was nog maar net een stukje de dijk opgereden en ik hoorde een geluid dat ik gisteren op de radio hoorde. ’t Zou toch niet waar zijn, een Cettizanger. Vlak naast me in het riet, maar zoals beloofd onzichtbaar. Zijn harde zang of beter gezegd, riedel klonk inderdaad erg hard. Niet eerder gezien of gehoord en nu toevallig, nadat ik hem op de radio hoorde, kan ik ook nu zelf deze vogel op mijn lijstje bijschrijven van waargenomen vogels. Alleen het geluid telt ook als waarneming.

Twee Knobbelzwanen daagde elkaar uit op het water en vlogen elkaar in de veren. Dat ging er hard aan toe, het water spetterde hoog op en ze sloegen elkaar met de vleugels en beten zich vast in elkaars hals. Onwaardig voor zulke sierlijke vogels zich te verlagen tot zulk gewelddadig gedrag. De één drukte de ander onder en ik vreesde dat hij hem zou verdrinken, maar hij wist zich los te maken en het gevecht ging verder. Een gans bemoeide zich met die drukte en met wijduitstaande vleugels, zwom hij om de zwanen heen om ze tot stoppen te manen.  Andere zwanen kwamen naar het tumult en onderling verjoegen die elkaar ook weer. Het opstootje stopte toen het gevecht tussen die twee ophield omdat één van de twee er vandoor ging. Zo te zien ongehavend, hooguit met een gekwetste trots. De ander met een opgeblazen trots, omdat we nog steeds denken dat als iemand het gevecht wint als de verliezer verstandiger is en er uit weg gaat. . Het zien van die vechtende zwanen gaf me geen voldoening daarvan getuige te zijn, hoewel spectaculair, toch ook wel een gênante vertoning.

 Een baltsend paartje Futen die kopschuddend tegenover elkaar in het water liggen, alsof ze telkens ‘nee ‘tegen elkaar zeggen, maar waarschijnlijk ‘ja’ bedoelen.  In een braamstruik zit bovenop een stengel een kneu en een paartje Tjiftjaf zit in dezelfde struik, bij herhaling zijn riedel te tetteren. Wonderlijk hoe ze hun pootjes tussen die venijnige stekels van de braam zetten.
Verderop waren de Grutto’s druk in de weer, vlogen de Kieviten hun sierlijke baltsvluchten en vloog er zelfs die ene zwaluw die nog geen zomer maakt. Veel vogels houden zich op in paarvorm en hebben dezelfde neiging als die zwanen, om ieder die te dichtbij komt in de veren te vliegen. Het is lente en dat geeft nieuwe gevoelens die bij sommige hoog kunnen oplopen. Het blijft veelal bij dreigen en dat is ook vaak genoeg, waar wij een woordenschat voor hebben, vertonen de vogels dat door hun gedrag.

zaterdag 8 april 2023

Precies goed,…

 

De eerste dagen van april beginnen met koude ochtenden. Rijp op de velden. De auto parkeren we op bij de grote speelweide op de Stakenberg en de hond en ik steken de weg over de hei op. Op een dode tak aan een Eik zit een Buizerd na te dutten. Vanuit de bosrand roept een Raaf en een Merel zingt. De zon heeft ruim baan in een strak blauwe lucht, nog even en al die zilveren ijzige lijntjes op de takken en de twijgen worden door de warmte van de zon uitgeveegd. De grond die nu nog hard bevroren aanvoelt zal de warmte  opzuigen. De route die ik voor ogen heb, loopt als een grote cirkel over de hei, en dat is mijn doel voor vanochtend. Bekend terrein met halverwege een bankje waar we even stoppen. Dat is ook de plek waar een Boompieper een zangpost heeft. Herhaaldelijk klinkt een riedeltje die deze vogel vanaf een hoge tak maakt, met af en toe een baltsvlucht. Dan vliegt hij zingend omhoog en met holle vleugeltjes laat hij zich weet zakken, of naar hetzelfde plekje of een boom verderop. Hij is er maar druk mee.

Vanaf het bankje heb ik een weids uitzicht over een groot heide gebied en ik laat regelmatig de kijker over het veld gaan, in de hoop iets in de kijker te krijgen. Ik ben met alles tevreden, mogen Reeën zijn, Herten of Varkens, met een Vos zou ik dik tevreden zijn, maar nu de Wolf hier ook zit, zou ik die graag ook eens zien. In ons landschap, waar ook ooit eens de Beer en de Lynx  rondwaarde, is nu de Wolf terug, niet omdat wij dat willen, maar omdat hij, de Wolf het zelf zo heeft beslist. We zeggen vaak de natuur zijn gang te laten gaan, nou dan is dit een mooi voorbeeld daarvan. Wonderlijk. Hoewel ik de Wolf nog niet gezien heb, vraag ik me wel af hoe vaak de Wolf mij wel heeft gezien. Hoe die met zijn amberkleurige ogen me bespied hebben vanuit de dekking, zijn spitse oren op mij gericht en met een bewegelijk neusje om mijn geur op te pikken. Al zijn zintuigen op scherp om heel kundig ongezien te blijven. Zo dwaalt mijn blik en mijn gedachten over de heide, het stemt me ook wat bedrukt als ik opsom wat ik er allemaal mis. Iets wat ik besefte toen ik hem even hoorde; de Veldleeuwerik. Pas toen ik hem in die leegte even hoorde en het was ook maar eenmalig, besefte ik dat hij zo afwezig is, net zoals de Roodborst tapuit, de Tjiftjaf en de Fitis. Ook de Boompieper van zonet kreeg geen antwoord van een andere Boompieper en zat daar alleen te zingen zonder weerklank van een soortgenoot. Het decor staat klaar, de hei, het gele van het Pijpenstrootje, de schilhouten van de bomen verspreid over de hei, maar de meeste spelers blijven uit. Het is vreemd stil aan uitblijven van geluiden, maar ook van bewegingen.

Maar gezien de omstandigheden is het precies zoals het moet zijn, dat leerde ik van de week uit een verhaaltje dat ik las over de Azijnproevers.  Drie wijzen zitten om een vat met azijn en steken hun vinger in de azijn om het te proeven. De eerste trekt een zuur gezicht en neemt een slok water om het uit zijn mond te spoelen, de tweede trekt een nog zuurder gezicht en spuugt het direct uit en veegt zijn lippen af met een doek, de derde proeft en glimlacht en zegt over de azijn: precies goed, dit is hoe azijn hoort te zijn. En dat was het vanmorgen op de hei ook weer; precies goed.