De eerste
dagen van april beginnen met koude ochtenden. Rijp op de velden. De auto parkeren
we op bij de grote speelweide op de Stakenberg en de hond en ik steken de weg
over de hei op. Op een dode tak aan een Eik zit een Buizerd na te dutten. Vanuit
de bosrand roept een Raaf en een Merel zingt. De zon heeft ruim baan in een
strak blauwe lucht, nog even en al die zilveren ijzige lijntjes op de takken en
de twijgen worden door de warmte van de zon uitgeveegd. De grond die nu nog hard
bevroren aanvoelt zal de warmte opzuigen.
De route die ik voor ogen heb, loopt als een grote cirkel over de hei, en dat
is mijn doel voor vanochtend. Bekend terrein met halverwege een bankje waar we
even stoppen. Dat is ook de plek waar een Boompieper een zangpost heeft.
Herhaaldelijk klinkt een riedeltje die deze vogel vanaf een hoge tak maakt, met
af en toe een baltsvlucht. Dan vliegt hij zingend omhoog en met holle
vleugeltjes laat hij zich weet zakken, of naar hetzelfde plekje of een boom
verderop. Hij is er maar druk mee.
Vanaf het
bankje heb ik een weids uitzicht over een groot heide gebied en ik laat
regelmatig de kijker over het veld gaan, in de hoop iets in de kijker te
krijgen. Ik ben met alles tevreden, mogen Reeën zijn, Herten of Varkens, met
een Vos zou ik dik tevreden zijn, maar nu de Wolf hier ook zit, zou ik die
graag ook eens zien. In ons landschap, waar ook ooit eens de Beer en de Lynx rondwaarde, is nu de Wolf terug, niet omdat
wij dat willen, maar omdat hij, de Wolf het zelf zo heeft beslist. We zeggen
vaak de natuur zijn gang te laten gaan, nou dan is dit een mooi voorbeeld
daarvan. Wonderlijk. Hoewel ik de Wolf nog niet gezien heb, vraag ik me wel af
hoe vaak de Wolf mij wel heeft gezien. Hoe die met zijn amberkleurige ogen me
bespied hebben vanuit de dekking, zijn spitse oren op mij gericht en met een
bewegelijk neusje om mijn geur op te pikken. Al zijn zintuigen op scherp om heel kundig ongezien te blijven. Zo dwaalt mijn blik en mijn gedachten over de
heide, het stemt me ook wat bedrukt als ik opsom wat ik er allemaal mis. Iets
wat ik besefte toen ik hem even hoorde; de Veldleeuwerik. Pas toen ik hem in
die leegte even hoorde en het was ook maar eenmalig, besefte ik dat hij zo afwezig
is, net zoals de Roodborst tapuit, de Tjiftjaf en de Fitis. Ook de Boompieper
van zonet kreeg geen antwoord van een andere Boompieper en zat daar alleen te
zingen zonder weerklank van een soortgenoot. Het decor staat klaar, de hei, het
gele van het Pijpenstrootje, de schilhouten van de bomen verspreid over de hei,
maar de meeste spelers blijven uit. Het is vreemd stil aan uitblijven van
geluiden, maar ook van bewegingen.
Maar gezien
de omstandigheden is het precies zoals het moet zijn, dat leerde ik van de week
uit een verhaaltje dat ik las over de Azijnproevers. Drie wijzen zitten om een vat met azijn
en steken hun vinger in de azijn om het te proeven. De eerste trekt een zuur
gezicht en neemt een slok water om het uit zijn mond te spoelen, de tweede trekt
een nog zuurder gezicht en spuugt het direct uit en veegt zijn lippen af met
een doek, de derde proeft en glimlacht en zegt over de azijn: precies goed, dit
is hoe azijn hoort te zijn. En dat was het vanmorgen op de hei ook weer;
precies goed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten