Iemand kennen zonder hem ontmoet te hebben, dat gebeurde weer eens toen ik in het radioprogramma Vroege Vogels, Begijn Le Bleu hoorde praten over zijn vogel kijken waar hij zo’n liefhebberij in heeft. Drie zondagen waren een kwartier voor hem in het radioprogramma en hij praatte het helemaal vol met een Belgisch accent waar de vrolijkheid van af spatte. Hij heeft het over de Buizerd en vraagt de luisteraar of we weten hoe hij ook wel genoemd wordt, en dan schaterlachend het antwoord geeft: Luchtpoes, zegt hij, hoezo luchtpoes zou u zich kunnen afvragen, welnu, omdat als hij hoog in de lucht rondcirkelt als een poes miauwt. Luchtpoes die houden we erin. De nieuwe woorden die voorbij komen en die zo anders klinken, maar toch een Nederlandse klank hebben. Het is een man die door zijn enthousiasme aanstekelijk is en die je beter zou willen leren kennen. Die mogelijkheid geeft hij je dan, doordat hij een boek heeft geschreven:” Fwiet! Fwiet! De passie van het vogelkijken.” Jawel een persoonlijk vogelboek, zoals ik ook een persoonlijk vogelboek in de kast heb liggen, die ik jaren geleden eens heb geschreven ( 2013). Op elke bladzijde een vogel beschreven zoals ik hem in mijn beleving heb ervaren, een plaatje erbij geplakt van de vogel die ik op die bladzijde beschrijf, geknipt uit een tijdschrift en zo het verhaal opgetekend heb waar en wanneer ik met die vogel te maken gehad heb. Het gaat dan ook over de plek waar ik die vogel heb gezien, het bos en een specifieke plek in het bos, dat kan het Leuvenumse bos zijn of Oud Groevenbeek. Een laan met Beuken erlangs of een pad tussen de varens door, of vanaf de dijk in de polder, waar in het ruisende riet de vogel zit waar ik het over wil hebben.
Zulke verhalen heeft Begijn Le Bleu ook geschreven, maar dan met zijn belevenissen erin verweven, vanuit zijn kindertijd, zijn vakanties en daar waar hij een ontmoeting had met een vogel. De hoofdstukjes zijn drie, hooguit vier bladzijde lang en hebben de namen van de vogels die erin beschreven worden, verluchtigt met kleine tekeningen van vogels die tussen de alinea’s rondfladderen en rondtrippelen. 0ver het hoofdstuk Groenling beschrijft hij de vogel die in zijn tuin de voertafel bezoekt die, als hij een zonnebloempit heeft opgepikt ermee in de struiken vliegt om het af te pellen. De vlucht van deze vink beschrijft hij in bewondering van de mooie kleuren groen van dit vogeltje als een gevleugeld kleurboekje.
De Stelkluut is een vogel die in zijn dromen voorkomt en wanneer hij die dan buiten op zijn hoge stelten in een drassig gebied ziet lopen is hij klaarwakker. Een ontmoeting met een Goudhaantje die dicht bij zijn keukenraam komt, kijkt hem even met de speldekopoogjes aan, zo dichtbij dat hij geen verrekijker nodig had om in de ogen van dit 7 gram wegende vogeltje te kijken. Zo zie je, verhalen zijn overal, het vliegt over je heen en strijkt neer in je tuin, zingt vanaf een tak een liedje, je spits je oren, grijpt naar de verrekijker, want wat zou het zonde zijn een ontmoeting te missen, een ontmoeting die het opschrijven waard is. Het helpt mij op een later tijdstip, als die verhalen opgeslagen zijn, me te herinneren met een: O, Ja. De vogel is dan allang gevlogen, maar zijn indruk krijgt, in het verhaal over hem en een plek in mijn dagboek. Mede dank aan Begijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten